Silke over perfectie

A workshop with a view. Anders kan je het atelier van luthier (vioolbouwster in schoon Vlaams) Silke Van Roey in Denderwindeke niet omschrijven. De grote raampartij geeft uit op weidse velden van waaruit bruin-witte koeien het werk van Silke op de voet volgen.

Het atelier ruikt naar blank hout en de houtkrullen op de grond verraden het al: hier wordt gewerkt. Schaven, schrapen, vijlen en schuren tot de perfectie bereikt is. Wij spraken met Silke over haar leven als Ninoofse vioolbouwster.

Silke, een vioolbouwer kom je niet elke dag tegen. Hoe ben je daar in verzeild geraakt?

“Ik heb me na mijn humaniora lang afgevraagd wat ik in het leven wou gaan doen. Ik ben best muzikaal aangelegd en heb altijd gezongen. Studies aan het conservatorium bleken niet meteen voor mij weggelegd, maar ik geraakte er wel begeesterd door de schoonheid van de viool. Zo geraakte ik in de ban van hoe je zo’n ding in elkaar moet steken. De stiel leerde ik aan de Provinciale Technische School in Boom, waar ze een erg grote afdeling instrumentenbouw hebben die ook een sterke internationale aantrekkingskracht heeft.”

Je speelt dus zelf geen viool?

“Ik ben geen volleerde violiste, als je dat bedoelt, zeker niet. Dat is best confronterend als je man een doorwinterd muzikant is (lacht). Tijdens mijn opleiding heb ik wel enkele jaren les gevolgd aan de academie. Mijn vioolkunsten zijn dus voldoende om mijn ambacht op een goede manier te kunnen uitoefenen. Een viool bouwen zonder enige notie van hoe je het instrument bespeelt, lijkt me heel moeilijk.”

Ben je meteen zelfstandig vioolbouwer geworden?

“Neen, ik vond het belangrijk om eerst wat ervaring op te doen. Ik heb enkele jaren gewerkt in ateliers in Leuven en Brussel. Ik leerde er het vak tot in de puntjes en ontmoette ook veel interessante mensen. Ik zag wel steeds meer op tegen het pendelen. Ik was vaak twaalf uur van huis weg. Zeker met twee jonge kindjes is het een zaligheid om dat achterwege te kunnen laten. Ik heb er wel fijne professionele contacten aan overgehouden. Violen bouwen is toch een eenzame bezigheid, al geniet ik erg van de rust en de kalmte. Maar het is ook fijn om af en toe te rade te kunnen gaan bij leuke collega’s.”

Je bent oorspronkelijk van Dilbeek. Hoe ben je in Ninove terechtgekomen?

Zoals in elke goede stationsroman ben ik de liefde gevolgd (lacht). Mijn man is van Kester, maar zijn grootouders wonen in Ninove, en zo kwamen we hier in Denderwindeke terecht. Mijn atelier geeft uit op de weiden achter ons huis. Het was erg belangrijk voor mij om een groot venster te plaatsen in het atelier. Het geeft me prachtig daglicht om te werken, al is het op deze bewolkte dag een beetje minder. Ik zie hier alle seizoenen voorbijkomen. Ik zou voor geen geld ter wereld meer willen ruilen.”

Je bouwt al je violen helemaal met de hand?

“Dat klopt. Het enige elektrische apparaat dat ik in mijn atelier heb staan, is een lintzaag. Die gebruik ik om het hout in vorm te zagen. Voor de rest is het allemaal handwerk. Vele uren schaven en schuren dus. Dat maakt het zwaar werk, maar het geeft ook erg veel voldoening. Je weet immers dat het eindproduct het resultaat is van iets wat je helemaal met je eigen handen gemaakt hebt.”

Daar kruipen dus best wat uren werk in?

“Dat onderschatten heel wat mensen inderdaad. Wanneer ik alles bij elkaar tel, kom ik makkelijk aan 300 werkuren per viool. Dat is ook normaal natuurlijk. Alles moet kloppen, want alles is verbonden met elkaar. De vorm en het volume moeten allemaal precies kloppen om het instrument een mooie klank te geven.”

Een viool uit jouw atelier is dan niet meteen voor iedereen weggelegd?

“Het is een dure aankoop, dat is zeker zo. De meeste klanten zijn dan ook geen beginnende violisten. Het zijn doorgaans mensen die professioneel met muziek bezig zijn. Ze investeren in hun broodwinning. Vergelijk het misschien met een bakker. Die bakt zijn brood ook niet in het soort oven dat de doorsnee Vlaming in zijn keuken heeft staan. Precies daarom kruipt er ook zoveel werk in. Mensen die investeren in een viool willen het beste. Ik stop dus pas als ik de perfectie bereikt heb, of toch heel dicht benader (lacht).”

Toch kunnen ook beginnende violisten bij jou terecht?

“Zeker! De meeste opdrachten die ik doe, zijn restauraties. Heel vaak kopen ouders voor hun kind een prima tweedehands instrument dat een beetje liefde nodig heeft. Een barst in het bovenblad, een gebroken hals of een versleten stapel. Allemaal zaken die snel gerepareerd kunnen worden en dus niet zoveel geld hoeven te kosten. Dat is ook een fijne afwisseling. Aan een nieuw instrument werk je vele maanden. Bij een restauratie zie je natuurlijk veel sneller resultaat, wat ook wel fijn is.”

Hoe ziet een doorsnee dag in het leven van een violenbouwster er uit?

“Daar valt niet echt een lijn in te trekken. Veel hangt natuurlijk ook af van de opdrachten die ik binnen krijg. De dag start voor mij steeds met tijd voor mijn gezin. Opstaan, ontbijten en de kindjes naar school brengen. Daarna ga ik aan de slag in het atelier. Ik probeer mijn werk steeds zo te organiseren dat ik vlot kan doorwerken. Soms moet je bijvoorbeeld wachten op lijm die droogt. Dan zorg ik dat ik kan verder werken aan een ander project.”

Wat mag de toekomst nog brengen voor vioolbouwatelier Silke Van Roey?

“Ik hoop vooral mijn atelier verder te kunnen uitbouwen. Niet per se groter dan, maar vooral rustig bouwen aan wat meer naamsbekendheid. Hopelijk brengt dat ook in de toekomst nog veel mooie projecten.”

Daar hebben wij alvast alle vertrouwen in!