Sammy over carnaval en Witkap

Ninovieter Sammy Van der Straeten is Reward Consultant van beroep, maar noemt zichzelf met minstens evenveel plezier en trots “Karnavalist van Nienof veer Altauidj”. Laat het woord ‘carnaval’ vallen in zijn bijzijn en je moet verder nog nauwelijks een vraag stellen. Een gesprek met de kleinzoon van Julia van ‘De Belle’ die maar al te goed weet: carnaval Ninove verbindt. 


Sammy, jij hebt carnaval met de paplepel binnen gekregen?

“Dat mag je wel zeggen. Ik ben bij wijze van spreken gestart toen ik 3 jaar was met kindercarnaval. Mijn vader zei toen altijd dat ik dat moest doen voor mijn plezier, niet om op het podium te staan. Gewoon leute. En ik heb altijd carnaval mogen vieren, maar hij zei ook dat ik niet in een groep mocht gaan zolang ik niet afgestudeerd was. Op het moment zelf vloek je wel eens, maar achteraf gezien was dat heel verstandig. Eén van zijn spreuken was: ‘Ge zijt de zoon van een facteur en niet van een directeur.’ Ik ben dus van gewone komaf. Het was misschien ‘maar‘ een facteur, maar er zat toch verdomd veel boerenverstand in, omdat hij de dingen vaak klaarder ziet dan iemand van de buitenwereld. Hij heeft de dingen ook van binnenuit meegemaakt, hij is 2 keer prins carnaval geweest.”

Ben je zelf bewust bezig met de geschiedenis van het carnaval?

“Ja, en eigenlijk nog meer vanuit de geschiedenis van de mensen zeg maar. De sociologie van de mensen heeft mij altijd geïnteresseerd. Dan zie je dat de stem van sommigen luider klinkt dan van anderen. Zo was vroeger de toegang tot de sociaal culturele activiteiten enkel voor de gegoede klasse. Dat zag je ook binnen het carnavalsgebeuren, dat op zich al heel lang bestaat. Maar als we echt over het georganiseerde carnaval spreken van in de jaren ’60 en ‘70, zien we wel dat carnaval voor de elite was. De eerste carnavalsprinsen waren rijke mensen. Later werd het carnaval toegankelijker en kreeg ook de gewone man meer kans om te vieren. Eigenlijk is carnaval ontstaan als een feest waar de echte maskers afvallen door een ander masker op te zetten. Daar kon een boer in discussie gaan met een advocaat of een stadsarbeider. Carnaval is zo uitgegroeid tot een volksfeest. De grenzen tussen rijk en arm, jong en oud … alle tegenstellingen zijn weg. Ik vind het boeiend om mij daar wat in te verdiepen.”

 

 

Je leest er niet alleen veel over, je smijt je ook graag in het feestgedruis?

“Absoluut! Het fijne aan carnaval is dat het mensen verbindt. Je hebt in Ninove bijna 40.000 inwoners, maar daar zijn misschien 10.000 of minder carnavalisten bij. Toch reken ik ook de mensen die komen kijken tot de carnavalisten. En ook respect voor de niet-carnavalisten in Ninove: die staan toe dat hun stad drie dagen op stelten wordt gezet! Zelfs tussen politie en carnavalisten heerst er wederzijds respect. Niet zo vanzelfsprekend, want ik geeft toe: carnavalisten zijn allemaal brave burgers gedurende het jaar, maar tijdens hun dolle dagen zijn het toch wel anarchisten. Maar een politieagent zal nooit problemen hebben met iemand in een carnavalsgroep, want hij weet dat wij zelf die persoon aanspreken mocht er iemand over de schreef gaan. Er is sociale controle. Ik heb zelfs agenten al efkens mee zien dansen - dat moet kunnen op die dagen. Vooral maandagavond is dé avond voor de Ninovieters. Op zondag komen veel mensen van buiten de stad. Als iemand dan per ongeluk een pint over zich krijgt, kan dat al reden zijn voor ruzie. Terwijl je op maandagavond zoiets niet meemaakt. Dat zijn de mensen van Ninove. Die kennen elkaar. In Ninove zijn we rechttoe rechtaan, ‘As't nie klinkt, tein bosjt et’. Maar we maken geen ruzie. Dat is het verschil tussen
carnaval op zondag en op maandag.”

Carnaval zit in het DNA van de Ninovieter?

“Bij velen toch ja, en niet enkel in het carnavalsweekend. Een echte diehard ben je niet voor één dag, maar een heel jaar - het is een levenwijze. De meeste mensen zien gewoon die feestdagen van vrijdagavond tot dinsdag, maar voor mij zijn dat niet de belangrijkste dagen. Wel de rest van het jaar. Daar ontstaan de kameraadschappen met altijd diezelfde mensen die je tegenkomt van andere groepen.”

En een lekkere Witkap mag uiteraard niet ontbreken?

“Het zal niet zijn! Ik verschiet er niet van dat ze Witkap kennen in heel België. Het is een authentiek bier, en daar houden Belgen van. Witkap heeft een vrij licht alcoholgehalte, waardoor de gemoederen niet te rap oplopen (lacht). Ik zeg niet dat je er 10 na elkaar moet drinken, maar het gaat vlot binnen. Witkap heeft al veel vriendschappen beklonken of zelfs opstootjes vermeden, want die bedekken we met de mantel der liefde: met ons stadswater, een Witkap. De mensen van Brouwerij Slaghmuylder hebben het trouwens altijd goed voorgehad met de stad en met carnaval. De oud-brouwheer Michel Slaghmuylder liep zelfs mee in de stoet. Net als ’t carnaval heeft de brouwerij ook zijn ups en downs gekend, maar de Ninovieter is toch altijd Witkap blijven drinken. En ik merk de laatste 10 jaar dat we opnieuw kunnen zeggen: toeme, 't is toch weer ne goeie!”