In de roos

Frank Van Impe scheerde jarenlang hoge toppen als boogschutter. Een vergeten sport, als je het hem vraagt. Erfgoeddag brengt deze maand een ode aan die sporten, hét ideale moment dus voor een babbel met Frank.

Frank Van Impe

Dag Frank, waar komt jouw passie voor het schieten vandaan?

“Dat is begonnen toen ik als 11-jarig jongetje bij handboogschutclub KHM Sint-Medard langsging om de pijlen te rapen. Voor elke pijl die ik terugbracht naar de schutters, kreeg ik een kleine zakcent. Na een tijdje moedigden ze me aan om zelf eens een pijl proberen af te schieten. Natuurlijk had ik als jong manneke nog niet de kracht om die boog ver genoeg te trekken. Toch bleef ik verschillende keren per week oefenen, tot op de dag dat ik plots een pijl loste en die recht in de wip schoot. Vanaf dat moment was ik volledig verloren.”

Wip zeg je, wat moeten de mensen zich daarbij voorstellen?

“Je hebt verschillende soorten boogschieten, ik schiet vooral op de staande wip. Dat is ofwel een open wip, zoals je er een hebt achter het voetbalplein van KVK Ninove (club KHM Concordia, red.), ofwel een kapwip, zoals in de Abdijstraat (club KHM Sint-Medard). Boven op die wip worden er verschillende ‘vogels’ gezet, houten blokjes eigenlijk, die je moet proberen af te schieten. Daarnaast schoot ik ook op doel. Dat is het klassieke boogschieten, zoals in Robin Hood (lacht). Mensen noemen me lachend soms wel eens de ‘Robin Hood van Nederhasselt’. Al kan ik inderdaad wel met trots zeggen dat ik net zoals hem al enkele pijlen heb geschoten die mijn voorgaande pijl zo doormidden kliefden!”

Heb je veel titels behaald met die Robin Hoodwaardige talenten?

“Ik werd 4 keer kampioen van Oost-Vlaanderen op doel, met de Ninoofse doelschutters en heb verschillende individuele titels en ploegentitels behaald. Daarnaast won ik vorig jaar nog mijn 3de koningsschieting op rij in mijn club en dus heb ik voorlopig nog een keizerstitel (die je krijgt als je 3 keer een koningsschieting wint, red.). Bij een koningsschieting staat er slechts één ‘vogel’ op de wip, maar onder die koningsvogel hangt een groot brood dat je eerst met zijn allen moet proberen kapot te schieten. Je kan je dus indenken dat zulke schietingen wel een tijdje kunnen duren (lacht). Uiteindelijk ben ik gesneuveld op 29 koningstitels, maar ik had er graag 30 van gemaakt. Helaas laat mijn gezondheid het nu niet meer toe om nog te kunnen boogschieten. Maar als ik op de voorbije decennia terugkijk, ben ik blij met wat ik heb bereikt. Destijds ben ik zelfs gevraagd om bij de Belgische ploeg aan te sluiten, maar daarvoor heb ik vriendelijk bedankt. Voor mij moest boogschieten vooral plezierig zijn, zonder te veel verplichtingen. Als ik eens een dag geen goesting had of als het regende, dan bleef ik gewoon thuis.”

Is er veel concurrentie onder boogschieters? En is het een stressvolle sport, of net een waarbij je tot rust komt?

“Tijdens de wedstrijd zelf is iedereen heel gefocust natuurlijk. Het geheim van boogschieten zit er zich in dat je kalm moet kunnen blijven. Als ik mijn boog opentrok, hield ik altijd mijn adem in. Maar zodra ik mijn hartslag sterker begon te voelen, wist ik dat dat het moment was om mijn pijl af te schieten of het kwam niet meer goed (lacht). Je kan pas écht goed schieten als je ontspannen bent. Daarom is mijn leuze altijd geweest ‘niets moet, maar alles mag’, als je eens een pijl mist, dan is dat maar zo. Toch moest ik me soms even aan de kant zetten op een bankje om even rustig te worden, daar durfde de rest dan al eens mee te lachen. Want ook dat is boogschieten: samen goed lachen en elkaar treiteren. Ondanks de concurrentie is er heel veel kameraadschap. Zo ben ik vorig jaar in de bloemetjes gezet door mijn club KHM Concordia en m'n collegaboogschutters, omdat ik al 50 jaar boogschutter was.”

Valt het dan extra zwaar om nu afscheid van je sport te nemen?

“Zeker. Ik sukkel al een tijdje met mijn gezondheid en was dus al langer aan het plannen om het boogschieten wat af te bouwen, maar ik ben helaas abrupter moeten stoppen dan gepland. Anders had ik nog heel graag een groot feest of een schieting georganiseerd samen met de club. Mijn laatste pijl heb ik op 26 mei vorig jaar afgeschoten, dat zal ik nooit vergeten. Toch geef ik niet op hoor! Ik heb altijd al mijn eigen bogen samengesteld en aangepast aan mijn eigen hand. Nu ben ik ook al verschillende modellen aan het opzoeken die minder kracht van mij zouden vragen. Ooit wil ik nog heel graag een pijl kunnen afschieten.”

Is er opvolging waar je kan op rekenen om de microbe verder door te geven?

“Ik heb drie zonen, maar zij hebben het boogschieten niet opgepikt. Al moet ik zeggen dat ik hen daar ook nooit in heb geforceerd. Als je een sport beoefent, vind ik dat je dat graag moet doen, niet omdat je moet. Nadat ik schutter ben geworden, zijn mijn vader en broer ook wel begonnen. Toen we allemaal samen naar een schieting gingen, hoorden we wel eens 'De Van Impekes zijn daar’ (lacht). Maar het is een sporttak waarvoor je de jeugd nu sowieso al moeilijker warm kan maken. Spijtig, want elke pijl die ik raak schiet, geeft mij nog steeds een enorme kick, het is dus zeker wel een fijne, boeiende sport.”

Maar nu moet het even zonder boogschieten, geef je aan. Heb je al een alternatief gevonden?

“Ik zal het boogschieten nooit volledig opgeven. Maar ik ben wel al andere plannen aan het maken, samen met mijn vrouw. Binnenkort gaan we namelijk allebei op pensioen en we zijn van plan om samen te gaan vissen. Mijn vrouw heeft mij steeds gesteund, zowel tijdens mijn sport als tijdens mijn ziekte. Op onze oude dag samen van het zonnetje genieten aan een vijver, dat noem ik zeker een mooi vooruitzicht.”