GR20150910 AP3. Voorstel van raadslid Werner Somers om op 21 september 2015 het oud stadhuis te bevlaggen met de Nederlandse driekleur ter herdenking van de 200ste verjaardag van de inhuldiging van koning Willem I te Brussel (datum van publicatie 23/09/20

Volgende motivering wordt door de heer Werner Somers in zijn voorstel vermeld:

 

“200 jaar geleden werd niet alleen Napoleon Bonaparte definitief verslagen te Waterloo, maar kwam ook het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (in het Frans: Royaume des Belgiques) tot stand onder Willem I van Oranje-Nassau. Tussen beide gebeurtenissen bestond een rechtstreeks verband. Het is dan ook geen toeval dat de nationale feestdag van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 18 juni was, de viering van de overwinning in de Slag bij Waterloo. Tijdens die slag raakte de Prins van Oranje, de latere Willem II, gewond op de plek waar onder het bewind van Willem I de Leeuw van Waterloo verrees.

 

Algemeen erkend wordt dat Willem I een gunstig economisch beleid voerde, waarvan vooral 'België' de vruchten plukte. Koning Willem leverde een krachtige bijdrage aan de ontwikkeling van de havens en de aanleg van wegen en kanalen. Dankzij de inspanningen van de ,kanalen- en wegenkoning’ kwam een uitstekend stelsel van waterwegen tot stand dat het noorden met het zuiden verbond. In 1826 werd bijvoorbeeld begonnen met het graven van het kanaal Brussel-Charleroi, waarop de Henegouwse kolenmijneigenaars reeds sinds het einde van de achttiende eeuw aandrongen. Tussen 1825 en 1827 werd het kanaal van Gent naar Terneuzen aangelegd, waardoor Gent rechtstreeks werd verbonden met de zee. De Antwerpse haven werd gemoderniseerd, bloeide als nooit tevoren en was op weg om de eerste haven van Nederland te worden.

 

Willem I liet zich persoonlijk in met de bevordering van de industrie in het zuiden en putte zelfs uit zijn persoonlijke vermogen om de ontwikkeling ervan te stimuleren. Hij participeerde  persoonlijk in tal van bedrijven, waaronder de staalfabriek van John Cockerill. Op 13 december 1822 werd te Brussel de Algemeene Nederlandsche Maatschappij ter begunstiging der Volksvlijt (Société générale des Pays-Bas pour favoriser l'industrie) boven de doopvont gehouden. Zij beschikte over een kapitaal van 50 miljoen gulden, waardoor ,België’ beschikte over de grote bank die nodig was voor de ontwikkeling van zijn economisch potentieel. Op 29 maart 1824 werd te 's-Gravenhage de Nederlandsche Handelsmaatschappij gesticht, die tot doel had de export te bevorderen. De Vlaamse katoenindustrie vond in de Nederlandse koloniën een haast onuitputtelijke afzetmarkt.

 

Door het beleid van Willem I werd de werkloosheid in ,België’ krachtig teruggedrongen. Niemand minder dan Henri Pirenne erkende in zijn Geschiedenis van België dat ,België’ uit economisch oogpunt uit de vereniging meer voordeel trok dan het noorden: „In den vooravond van de omwenteling van 1830 schijnt het wel dat het koninkrijk der Nederlanden de welvarendste staat van het Europeesch vasteland was, en die voorspoed komt te voorschijn veel meer nog in zijn Belgisch dan in zijn Hollandsch gedeelte. België heeft, zonder den minsten twijfel, in economisch opzicht veel meer voordeel gehaald dan zijn nabuur uit de ,versmelting’, welke hun door de Mogendheden opgelegd was.” Pirenne aarzelde zelfs niet de vereniging voor België in economisch opzicht een ,weldaad’ te noemen.

 

Naast handel en nijverheid was ook onderwijs een prioriteit van Willem I. De gouverneurs werden in omzendbrieven aangemaand het volksonderwijs aan te moedigen en de gemeenten te verplichten een school te onderhouden. Tussen 1817 en 1828 werden 1.146 scholen gebouwd of vernieuwd en steeg het aantal leerlingen in de gemeentelijke scholen met 60%.  Koning Willem schonk ,België’ tevens drie universiteiten, namelijk die van Gent, Leuven en Luik (in Leuven was de oude universiteit afgeschaft onder Frans bewind). Henri Pirenne schreef hierover het volgende: „De opening der universiteiten, in oktober 1817, blijft een heugelijke dag in de verstandelijke geschiedenis van België, wiens hooger onderwijs tot heden toe de hoofdtrekken harer toenmalige inrichting bewaarde."

 

De meest waardevolle erfenis van koning Willem is wellicht zijn taalpolitiek. Tijdens de Franse bezetting, de periode die aan het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden voorafging, werd een taalpolitiek gevoerd die erop was gericht het Frans als eenheidstaal op te leggen in alle domeinen van het openbare leven. Het bestuurlijke en gerechtelijke apparaat, alsook het onderwijs, werden grondig verfranst. In 1819 vaardigde Willem I een koninklijk besluit uit waarmee een einde werd gemaakt aan de verfransing van de openbare diensten. In de provincies Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg moesten de administratieve, gerechtelijke en militaire overheden, evenals de notarissen, voortaan het Nederlands gebruiken. In 1822 werd het toepassingsgebied van dat besluit uitgebreid tot de arrondissementen Leuven en Brussel (met inbegrip van Brussel-stad). In het volksonderwijs was de moedertaal de voertaal. In 1823 werd eveneens een begin gemaakt met de vernederlandsing van het volledig verfranste middelbaar onderwijs, die vanaf het schooljaar 1828-1829 werd voltooid. Na 1830 zou de klok op taalgebied worden teruggedraaid. Vlaanderen zou opnieuw aan verfransing worden overgeleverd en het zou ongeveer 100 jaar duren vooraleer de Nederlandstaligen binnen het huidige Vlaams Gewest op taalgebied min of meer even ver stonden als tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

 

Op 23 april 2014 werd in het Vlaams Parlement een voorstel van resolutie goedgekeurd betreffende de herdenking van de 200ste verjaardag van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Daarin wordt onder meer vastgesteld dat de verwezenlijkingen van Willem I, voornamelijk op het vlak van infrastructuurwerken, economie, taalbeleid en onderwijs, tot nog toe onvoldoende naar waarde werden geschat. Tevens wordt in de resolutie gevraagd die verwezenlijkingen onder de aandacht te brengen.

 

Op 21 september 1815 werd Willem I te Brussel ingehuldigd op het Koningsplein. Tevoren opende koning Willem de vergadering van de Staten-Generaal in het Brusselse stadhuis, waar de aangepaste grondwet werd aangenomen.  Op 21 september 2015 zal dit precies 200 jaar geleden zijn. Om de positieve verwezenlijkingen van Willem I voor onze gewesten te herdenken, stel ik voor op die dag de Nederlandse vlag, die ook de vlag was van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, uit te hangen aan het Oud Stadhuis.”

 

 

Het voorstel wordt verworpen met 10 ja-stemmen (Forza Ninove, N-VA en het onafhankelijk raadslid), 17 nee-stemmen (Open VLD, CD&V en Sp.a-groen, met uitzondering van raadslid M. De Ridder) en 1 onthouding (raadslid M. De Ridder).


Contact informatie