GR20130131 Punt 31. Gemeentelijke heffing bedrijven - hernieuwing (datum van publicatie 21/02/2013)

Gelet op de bepalingen van het gemeentedecreet;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provinciale- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;

 

Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 20 december 2006 houdende hernieuwing van de gemeentelijke heffing bedrijven voor een termijn van 6 jaar, eindigend op 31 december 2018;

 

Overwegende dat het om budgettaire redenen past deze heffing vanaf 1 januari 2013 te handhaven tot en met 31 december 2018;

 

Beslist,

 

 

met 21 ja-stemmen (Michel Casteur, Tania De Jonge, Rudy Corijn, Henri Evenepoel, Veerle Cosyns, Rita Hellinckx, Antoine Callebaut, Georgette De Kegel, Alfons Schorreel, Willy De Groote, Jannick Violon, Dirk Souffriau, Rita Bockstael, Corinne Vanbelle, Hans Van Der haegen, Katie Coppens, Wouter Vande Winkel, Arlette Dierickx, Dirk Vanderpoorten, Wim Wachtelaer, Luc D'herde)

6 nee-stemmen (Guy D'haeseleer, Werner Somers, Veerle Vanderpoorten, Dirk Van Opdenbosch, Pascal Schietecat, Luc Roelandt)

1 onthouding (Greta De Troyer)

 

 

Artikel 1

 

Vanaf 1 januari 2013 en voor een termijn van 6 jaar, eindigend op 31 december 2018 wordt ten behoeve van de stad Ninove, een gemeentelijke heffing bedrijven gevestigd.

 

Artikel 2

 

De heffing is ten laste van:

1°        de natuurlijke en rechtspersonen die op 1 januari van het aanslagjaar, als hoofd- en/of bijkomende activiteit op het grondgebied van de stad:

-       een nijverheids-, handels- of financieel bedrijf exploiteren, behoudens de uitzonderingen voorzien in artikel 6§3

-       een vrij beroep of zelfstandige activiteit uitoefenen, inbegrepen de vennootschappen die roerende en/of onroerende goederen beheren

2° de rechtspersonen die op 1 januari van het aanslagjaar hun maatschappelijke zetel hebben op het grondgebied van de stad, ongeacht de plaats waar ze hun activiteit uitoefenen.

 

De rechtspersonen bedoeld in artikel 180 tot 181 van het Wetboek der Inkomstenbelasting zijn evenwel niet aan de belasting onderworpen.

 

Artikel 3

 

De gemeentelijke heffing bedrijven is verschuldigd door de exploitant van het bedrijf, gelegen op het grondgebied van de stad en door de belastingplichtige gebruikt of tot zijn gebruik voorbehouden. De belasting is slechts eenmaal door ieder bedrijf verschuldigd, met dien verstande dat voor het bepalen van de oppervlakte hierna bepaald, met alle vestigingen en gebouwen gelegen op het grondgebied van de stad Ninove zal rekening gehouden worden. De eigenaar is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.

 

Artikel 4

 

§1 De belastingplichtige is ertoe gehouden spontaan aangifte te doen bij de oprichting van een bedrijf en bij elke wijziging, inzonderheid m.b.t. de bebouwde oppervlakte en de graad van hinderlijkheid, die in een bedrijf plaats heeft, door middel van een formulier dat door het stadsbestuur ter beschikking wordt gesteld.

De behoorlijk ingevulde, gedag- en genaamtekende aangifte moet ingediend worden vóór 31 maart van het desbetreffende aanslagjaar.

 

§2 Indien een zelfstandige activiteit stopgezet wordt vóór 01 januari van het aanslagjaar dient de belastingplichtige hiervan aangifte te doen bij het stadsbestuur en de bewijsmiddelen dienaangaande aan het college van burgemeester en schepenen te bezorgen vóór 31 maart van het aanslagjaar.

 

Artikel 5

 

Indien er geen aangifte of een onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte werd gedaan, wordt de belastingaanslag ambtshalve vastgesteld, overeenkomstig de bepalingen opgenomen in het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

Ingeval van niet-tijdige, onjuiste of onvolledige aangifte wordt er een belastingverhoging opgelegd, gelijk aan het dubbele van de verschuldigde belasting.

 

Artikel 6

 

§1 De bijdrage wordt voor ieder als volgt vastgesteld:

 

a) Vrije beroepen en activiteiten niet opgesomd in b) hierna 124,00 euro

 

b) Bedrijven of activiteit die overeenkomstig de indelingslijst van Vlarem I ingedeeld zijn in de eerste of tweede of derde klasse (uitgezonderd landbouwbedrijven)

 

1) minder dan 800 m² bebouwde oppervlakte:

- klasse 3:                                                                                                                       174,00 euro

- klasse 2:                                                                                                                          521,00 euro

- klasse 1:                                                                                                                        1041,50 euro

 

2) van 800 m² tot en met 3.000 m² bebouwde oppervlakte:

- klasse 3:                                                                                                                          347,50 euro

- klasse 2:                                                                                                                        1041,50 euro

- klasse 1:                                                                                                                        2082,50 euro

 

3) meer dan 3.000 m² bebouwde oppervlakte:

- klasse 3:                                                                                                                          694,50 euro

- klasse 2:                                                                                                                        2082,50 euro

- klasse 1:                                                                                                                        4165,00 euro

 

Onder de term “bebouwde oppervlakte” hierboven vermeld, worden uitsluitend de bedrijfsgebouwen bedoeld en wel de oppervlakte van het gelijkvloers van dat bedrijf.

 

Als hinderlijk wordt beschouwd, het bedrijf dat of de activiteit die als dusdanig is ingedeeld krachtens het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunningen (VLAREM I).

 

§2 Indien op een goed verscheidene bedrijven voorkomen, wordt de aanslag vastgesteld op basis van de oppervlakte die elke belastingplichtige in gebruik heeft. Voor gemeenschappelijk gebruikte gedeelten, wordt de oppervlakte van dit gedeelte dat in aanmerking te nemen is, berekend door de totale oppervlakte van die gemeenschappelijk gebruikte gedeelten te delen door het aantal vestigingen.

 

§3 Worden van de gemeentelijke heffing bedrijven vrijgesteld:

-       inrichtingen opgenomen in de indelingslijst van het Vlarem I die een belangrijke bijdrage leveren voor het milieubeleid en het natuurbehoud zoals imkers, dierenopvangcentra

-       de inrichtingen geëxploiteerd door gezinnen voor de opslag van kolen, gas, stookolie en dergelijke producten voor privaat gebruik

-       beschutte werkplaatsen;

-       inrichtingen bedoeld in artikel 1,8° (tijdelijke inrichtingen) van het Vlarem I

-       de landbouwbedrijven.

 

Artikel 7

 

De heffing wordt ingevorderd d.m.v. een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar wordt verklaard door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 8

 

Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgezonden aan de met de invordering belaste financieel beheerder die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten.

De heffing moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 9

 

De regels betreffende de invordering, de verwijl- en moratoire intresten, de vervolgingen, de voorrechten, de wettelijke hypotheek en de verjaring inzake rijksbelastingen op de inkomsten, zijn van toepassing op deze belasting.

 

Artikel 10

 

De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Het bezwaarschrift moet schriftelijk gebeuren en met redenen omkleed zijn. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of vertegenwoordiger en vermeldt:

1°  de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt

2°  het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen

3°  of de belastingplichtige al dan niet gehoord wenst te worden tijdens een hoorzitting.

Van het bezwaarschrift zal schriftelijk ontvangst bericht worden binnen de 8 dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift.

 

Artikel 11

 

Inzake bezwaar, beroep en voorziening in cassatie wordt gehandeld zoals voorzien in het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

 

Artikel 12

 

Een afschrift van deze beslissing zal aan de gouverneur van de provincie worden toegezonden.


Contact informatie