GR20100617 punt 5: brandweer - hulpverleningsovereenkomst hulpverleningszone Zuid-Oost

5. BRANDWEER - HULPVERLENINGSOVEREENKOMST VOOR DE HULPVERLENINGSZONE ZUID-OOST - GOEDKEURING.


DE RAAD,

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op artikel 10bis, ingevoegd bij de wet van 28 februari 1999;

 

Gelet op het koninklijk besluit van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming;

 

Gelet op de wet betreffende de civiele veiligheid van 15 mei 2007;

 

Gelet op het koninklijk besluit van 11 april 1999 tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones;

 

Gelet op het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen en de bijhorende omzendbrieven;

 

Gelet op het ministerieel besluit van 14 april 1999 tot vaststelling van de minimale inhoud van de hulpverleningsovereenkomsten die opgesteld worden binnen de hulpverleningszones;

 

Gelet op het ministerieel besluit van 16 mei 2000 tot bepaling van de geografische uitgestrektheid van de hulpverleningszones van de provincie Oost-Vlaanderen;

 

Gelet op artikel 8 § 6 van het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszone;

 

Gelet op de hierna vermelde gemeenteraadsbesluiten waarbij beslist wordt om tot de hulpverleningszone toe te treden:

 

Gemeente

Datum gemeenteraadsbesluit

Aalst

25 september 2000

Denderleeuw

7 september 2000

Erpe-Mere

29 juni 1999

Geraardsbergen

6 juli 1999

Haaltert

25 september 2000

Laarne

7 september 2000

Lede

21 september 2000

Lierde

30 augustus 2000

Ninove

21 september 2000

Wetteren

30 augustus 2000

Wichelen

28 augustus 2000

 

Gelet op de ministeriële omzendbrief van 11 maart 2009 betreffende de Task Forces, coördinatiestructuren voorafgaand aan de hulpverleningszones;

 

Gelet op de voordracht d.d. 22 september 2009 van het beheerscomité van de Hulpverleningszone, om de hiernavolgende nieuwe hulpverleningsovereenkomst af te sluiten en de voorgaande van 16 november 2002 te vervangen;


BESLUIT, met eenparigheid van stemmen

 

HET VERZOEKEN EN VERLENEN VAN BIJSTAND EN VERSTERKING.


Artikel 1
De leider van de operaties, dit is de officier of de onderofficier van de brandweerdienst die de eerste ter plaatse aangekomen hulpverlening leidt, oordeelt of het noodzakelijk is om bijstand te vragen in uitvoering van deze overeenkomst.

Hij kan ook de door hem nodig geachte brandweerdiensten ter versterking oproepen.

Enkel wanneer versterking wordt gezonden, wordt de leiding van de operaties waargenomen door de officier of de onderofficier met de hoogste graad of met de grootste anciënniteit in dezelfde graad.

In geval van de afkondiging van een fase in de noodplanning, berust de leiding van de hulpoperaties volgens art. 10 § 4 van het KB inzake nood- en interventieplanning bij de directeur-brandweer (Dir-Bw). In dit geval wordt er gehandeld volgens de praktische modaliteiten, vastgelegd in het monodisciplinair interventieplan. (Zie ook art. 22).

Bij de afkondiging van een fase gebeurt de operationele coördinatie vanuit de Commandopost-Operaties (CP-Ops) en de beleidscoördinatie door een coördinatiecomité (CC), voorgezeten door de bevoegde bestuurlijke autoriteit. De leiding inzake operationele coördinatie op de plaats van de noodsituatie berust bij de directeur van de CP-Ops, hierna de Dir-CP-Ops genoemd. De bevoegde overheid kan een leidinggevende van een andere discipline, die meer betrokken is bij de noodsituatie, aanduiden voor het vervullen van de functie van Dir-CP-Ops.

De praktische modaliteiten inzake aflossing met bevelsoverdracht bij operaties van lange duur worden geregeld in het monodisciplinair interventieplan.

De gebouwen, gebouwencomplexen of installaties, waar zeer grote gevaren bestaan in geval van brand, zijn afzonderlijk opgenomen in bijlage 2 bij deze overeenkomst.

 

Artikel 2
Onder verzoek tot bijstand dient begrepen het oproepen van middelen van andere brandweerdiensten die behoren tot de hulpverleningszone, volgens de modaliteiten die hierna zijn bepaald, zonder dat beroep wordt gedaan op versterking in toepassing van artikel 1.

 

Artikel 3
De partijen verbinden zich ertoe elkaar wederzijds en kosteloos volgens de bepalingen van de overeenkomst en in overeenstemming met hun mogelijkheden bijstand te verlenen bij interventies, dit met uitzondering van de verbruiksgoederen, vermeld in artikel 11 van deze overeenkomst.

 

Artikel 4
Het leveren van bijstand kan slechts gebeuren in de mate dat het grondgebied van de gemeenten, waarvoor de bijstand verlenende partij instaat, niet onbeschermd wordt achtergelaten.

 

Artikel 5
Indien de brandweerdienst van de om bijstand verzochte partij wegens overmacht of wegens gelijktijdig optreden elders geen gevolg kan geven aan het verzoek om bijstand, dan is deze ertoe gehouden om de bijstand verzoekende brandweerdienst onmiddellijk hiervan in kennis te stellen.

 

Artikel 6
De bijstand wordt verleend door het zenden naar de plaats van de interventie, dan wel naar elke andere daartoe door de leider van de operaties aangeduide plaats, van gevraagde en beschikbare bijstandseenheden, uitrusting, hulpmiddelen en/of verbruiksgoederen.

 

Artikel 7 
Onverminderd artikel 14 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 behoudt de om bijstand verzochte brandweerdienst zich het recht voor om zijn tussenkomst geheel of gedeeltelijk te beëindigen indien een incident, die een interventie vereist, zich voordoet op zijn eigen grondgebied tijdens de periode dat die brandweerdienst de bijstand verleent. Deze is er dan wel toe gehouden zulks onverwijld ter kennis te brengen aan de leider van de operaties.

 

Artikel 8
De leider van de operaties oordeelt hoe lang de bijstand noodzakelijk is, onverminderd de bepalingen in artikel 7 van deze overeenkomst.

 

Artikel 9
De leider van de operaties zal in overleg met alle brandweereenheden op de plaats van de interventie de operaties coördineren. In geval van de afkondiging van een noodplanfase gelden bijkomend de bepalingen van het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplanning en de bijhorende omzendbrieven. (cf. artikel 1). 
Instructies voor een bijstandseenheid worden uitsluitend gegeven aan de bevelvoerder van die eenheid. De bevelvoerder van de eenheid is verantwoordelijk voor de wijze waarop deze de instructie uitvoert.
De leider van de operaties verleent de in bijstand geroepen eenheid alle noodzakelijke bescherming, informatie, technische ondersteuning en bevoorrading.

 

Artikel 10
De bijstandsvragende gemeente zal zorg dragen voor de bevoorrading van de manschappen indien dit tijdens de werkzaamheden nodig is en in het bijzonder wanneer de bijstand verlenende eenheden meer dan 4 uur moeten optreden.

 

Artikel 11
De gemeente die de bijstand heeft verleend, kan de kosten voortvloeiende uit ongevallen, overkomen aan brandweerpersoneel of aan materieel naar aanleiding van de bijstandsverlening, niet verhalen op de gemeente die de bijstand heeft ingeroepen.
Aan de gemeente die de bijstand heeft verleend, worden de verbruiksgoederen, ingezet bij de incidentenbestrijding (schuimmiddelen, detergenten, absorptiemiddelen,...) zo snel als mogelijk vergoed, vervangen of aangevuld door de gemeente die de bijstand heeft ingeroepen.

 

Artikel 12
Alle betrokken partijen verbinden zich ertoe in de verzekeringspolissen inzake arbeidsongevallen en burgerlijke aansprakelijkheid van de gemeenten, overeenkomstig Hoofdstuk VI van de bijlagen 2 en 3 van het KB van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van de gemeentelijke brandweerdiensten, de toepassing van het verzekeringscontract te waarborgen op de ongevallen die aan de verzekerden zouden kunnen overkomen wanneer zij optreden op plaatsen, instellingen of ondernemingen waar radioactieve stoffen aanwezig zijn, vervaardigd, bewerkt of verbruikt worden, zelfs op de gevallen dat de radioactieve straling de rechtstreekse of onrechtstreekse oorzaak van enig letsel zou kunnen zijn.

 

OEFENINGEN

 

Artikel 13
Er wordt minstens éénmaal per jaar een gezamenlijke oefening georganiseerd, ofwel in de ganse zone, ofwel in een deelgebied van de zone. Per periode van drie jaar, waarvan de eerste ingaat bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, dient elk brandweerkorps van de zone aan een dergelijke oefening te hebben deelgenomen.
De Technische Commissie bereidt deze oefeningen voor, waakt over de werklast en evalueert de oefeningen. De conclusies en voorstellen die uit de evaluatie voortvloeien worden aan het Beheerscomité voorgelegd.

 

BRANDVOORKOMING

 

Artikel 14
De Technische Commissie overlegt over brandvoorkoming met het oog op een eenvormige werkwijze en de uitwisseling van adviezen bij brandpreventiedossiers; zij bereidt een regeling voor teneinde de werklast te verdelen inzake specialisatie in welbepaalde domeinen van de brandpreventie. Deze regeling dient goedgekeurd door het Beheerscomité.

 

SAMENWERKING MET DE PERMANENTE EENHEID VAN DE CIVIELE BESCHERMING

 

Artikel 15
De bepalingen van de wet betreffende de civiele veiligheid van 15 mei 2007 worden gerespecteerd en de taakverdeling tussen de civiele bescherming en de brandweerkorpsen die deel uitmaken van de hulpverleningszone Zuid-Oost wordt geregeld in overeenstemming met de bijlagen van het koninklijk besluit van 7 april 2003.

 

AANKOOP MATERIEEL

 

Artikel 16
Ten einde tot een optimale uitwerking te kunnen komen van deze overeenkomst zal de aankoop van interventiematerieel in de verschillende samenwerkende brandweerdiensten op elkaar worden afgestemd. Daarom zal, in het bijzonder voor de aankopen voorzien in de buitengewone dienst van de verschillende korpsen, hierover overleg worden gepleegd in het Beheerscomité op advies van de Technische Commissie.

De inventaris van het materieel binnen de zone wordt, per deelnemend korps, als bijlage bij onderhavige overeenkomst goedgekeurd. (Bijlage 1). De toetredende gemeenten verbinden zich ertoe geen afbouw te doen van deze inventaris.

De meerjarenprogramma's voor de aankopen van brandweermaterieel met staatstussenkomst worden overlegd in het Beheerscomité, op advies van de Technische Commissie. De Technische Commissie brengt advies uit aan het provinciaal coördinatiecomité inzake de voorstellen voor de jaarprogramma's.

 

Artikel 17
Voor de aankopen van materieel van de verschillende brandweerkorpsen van de hulpverleningszone Zuid-Oost waarvan de raming het bedrag van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking zoals voorzien in artikel 17§2, 2° a van de wet van 24 december 1993 op de overheidsopdrachten overschrijdt, zal de stad Aalst op verzoek van het beheerscomité van de hulpverleningszone Zuid-Oost optreden als opdrachtgevend bestuur.

Daarbij zullen aankopen van gelijkaardig materieel in hetzelfde begrotingsjaar gegroepeerd worden.

De stad Aalst leidt de gunningprocedure. Zo zorgt de stad Aalst voor de opmaak van het bestek, de publicatie van de opdracht, de opmaak van het proces-verbaal van opening der inschrijvingen, het verslag van nazicht van de offertes en het gunnen van de opdracht.

De uitvoering van de opdracht gebeurt door de betrokken partijen zelf.

De stad Aalst zal het gunningverslag aan de belanghebbende gemeente(n) toesturen en de betekening van de opdracht slechts verzenden nadat de ontvanger van de belanghebbende gemeente(n) een gunstig visum bezorgde aan de stad Aalst.

De levering van het materieel vindt plaats in de kazerne van de belanghebbende gemeente(n) die de conformiteit van de levering controleert en na aanvaarding zorgt voor de betaling.

 

UITGAVEN TER VOORBEREIDING VAN DE UITBOUW VAN DE TOEKOMSTIGE HULPVERLENINGSZONE ZUID-OOST MET RECHTSPERSOONLIJKHEID

 

Artikel 18
Elke gemeente verbindt zich er toe op voordracht van het beheerscomité van de hulpverleningszone Zuid-Oost eventuele uitgaven die nodig zijn in functie van de uitbouw van de toekomstige hulpverleningszone Zuid-Oost met rechtspersoonlijkheid ten laste te nemen. De gemeenten voorzien daartoe in hun budget de noodzakelijke begrotingskredieten.

 

Artikel 19
Alle uitgaven, van welke aard ook verricht door de gemeenten van de huidige hulpverleningszone Zuid-Oost in functie van de toekomstige hulpverleningszone Zuid-Oost met rechtspersoonlijkheid worden, op voorwaarde dat ze voorafgaandelijk zijn goedgekeurd door het beheerscomité van de huidige hulpverleningszone Zuid-Oost en op voorwaarde dat de wetgeving overheidsopdrachten is gevolgd wanneer wettelijk voorgeschreven, omgeslagen op alle gemeenten van de zone volgens onderstaande verdeelsleutel:

  

gemeente

Aantal inwoners

in %

KI in euro

KI in %

Gemiddelde Inw % en KI %

Aalst

80 035

29,11

52 344 180

34,57

31,84%

Denderleeuw

18 496

6,73

8 967 262

5,92

6,32%

Erpe-Mere

19 221

6,99

9 941 236

6,56

6,78%

Geraardsbergen

32 021

11,65

14 277 180

9,43

10,54%

Haaltert

17 655

6,42

7 138 129

4,71

5,57%

Laarne

12 135

4,41

6 509 827

4,30

4,36%

Lede

17 617

6,41

7 551 873

4,99

5,70%

Lierde

6 482

2,36

2 212 584

1,46

1,91%

Ninove

36 483

13,27

19 866 786

13,12

13,19%

Wetteren

23 549

8,57

17 567 307

11,60

10,08%

Wichelen

11 246

4,09

5 052 375

3,34

3,71%

totaal

274 940,00

100,00

151 428 739,00

100,00

100,00%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 20
Voor de aankopen van materieel in functie van de toekomstige hulpverleningszone Zuid-Oost zal de stad Aalst optreden als opdrachtgevend bestuur.

De stad Aalst leidt de gunningprocedure. Zo zorgt de stad Aalst voor de opmaak van het bestek, de publicatie van de opdracht, de opmaak van het proces-verbaal van opening der inschrijvingen, het verslag van nazicht van de offertes en het gunnen van de opdracht.

De stad Aalst zal het gunningverslag aan elke gemeente van de hulpverleningszone Zuid-Oost toesturen en de betekening van de opdracht slechts verzenden na de ontvangst van het gunstig visum van de ontvangers van elke gemeente van de hulpverleningszone Zuid-Oost en nadat alle gemeenten hun aandeel volgens de verdeelsleutel in artikel 19 heeft gestort op de rekening van de stad (091-0002616-26).

Per dossier wordt een verantwoordelijke aangesteld voor de zone die zal instaan voor de opvolging van de uitvoering van de opdracht.

 

Artikel 21
De roerende of onroerende goederen, die in functie van de toekomstige hulpverleningszone met rechtspersoonlijkheid zijn aangekocht, blijven eigendom van de verwervende gemeenten tot op het ogenblik dat de rechtspersoonlijkheid effectief is verleend aan de hulpverleningszone. De gemeenten zullen op dat tijdstip de voormelde goederen om niet overdragen aan de zone met rechtspersoonlijkheid. Indien evenwel de goederen verworven in functie van de toekomstige hulpverleningszone met rechtspersoonlijkheid voor het effectief verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid worden vervreemd, verbindt de betrokken gemeente zich ertoe de opbrengst van de vervreemding van de goederen terug te storten aan de deelnemende gemeenten overeenkomstig de verdeelsleutel bepaald onder artikel 19.

 

INFORMATIE-UITWISSELING

 

Artikel 22
De partijen wisselen geregeld gegevens uit inzake bereikbaarheid, beschikbaar personeel en materieel, alsmede alle informatie die nuttig kan zijn voor de uitvoering van deze overeenkomst. Daartoe wordt een geregeld overleg georganiseerd. De Technische Commissie evalueert geregeld de organisatie van de hulpverlening, de bijstand en de versterkingen binnen de zone, evenals de nood- en interventieplanning.

 

BEHEERSCOMITE EN TECHNISCHE COMMISSIE

 

Artikel 23
Het Beheerscomité is samengesteld uit de burgemeesters en de officieren - dienstchefs van de brandweerdiensten van de gemeenten die zijn toegetreden tot de hulpverleningszone, en de Provinciegouverneur of zijn afgevaardigde. Het beheerscomité wordt voorgezeten door een voorzitter (verkozen burgemeester van een gemeente met een brandweerkorps) en functioneert volgens de modaliteiten, vastgesteld in het huishoudelijk reglement voor het beheerscomité.

Het Beheerscomité is in het algemeen belast met de voorstellen inzake het algemene hulpverleningsbeleid in de hulpverleningszone. Het bezorgt ieder jaar aan de Gouverneur en aan de Brandweerinspectie een verslag over de uitvoering van deze overeenkomst.

 

Artikel 24
De Technische Commissie is samengesteld uit de officieren-dienstchefs van de brandweerdiensten van de gemeenten die zijn toegetreden tot de hulpverleningszone. De Technische Commissie wordt voorgezeten door een voorzitter (verkozen officier -dienstchef) en functioneert volgens de modaliteiten, vastgesteld in het huishoudelijk reglement voor de Technische Commissie.

Zij ziet erop toe dat de opdrachten voorzien in de hulpverleningsovereenkomst uitgevoerd worden en staat in voor de dagelijkse werking van de zone.

Het zonale luik van het monodisciplinair interventieplan (discipline 1) wordt opgesteld door de Technische Commissie van de hulpverleningszone. Dit gebeurt in overleg met de bevelhebber van de permanente eenheid van de civiele bescherming. De voorzitter van de zonale technische commissie is ook voorzitter van de zonale werkzaamheden in verband met de noodplanning. (cf. NPU-1 bij artikel 10 van KB nood- & interventieplanning).

 

OVEREENKOMSTEN

 

Artikel 25
Binnen de hulpverleningszone worden de verschillende van kracht zijnde reglementen voor organisatie van een gemeentelijke brandweerdienst op elkaar afgestemd.

 

Artikel 26
Binnen de hulpverleningszone worden de verschillende van kracht zijnde reglementen van orde van de brandweerdienst op elkaar afgestemd.

 

Artikel 27
Binnen de hulpverleningszone worden de verschillende van kracht zijnde retributiereglementen op sommige tussenkomsten van de brandweerdiensten zoveel als mogelijk op elkaar afgestemd.

 

SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 28
Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop zij werd goedgekeurd door de minister van Binnenlandse Zaken.

Zij kan eenzijdig door één of meerdere partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van 6 maanden.

Aldus overeengekomen en ondertekend op zoveel exemplaren als er partijen zijn, vermeerderd met twee, met het oog op het voorleggen ter goedkeuring ervan door de gouverneur aan de minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft.

 

BIJLAGE 1 : Inventaris van het personeel en het materieel.
BIJLAGE 2 : Inventaris van de voornaamste risico's.
BIJLAGE 1 : Inventaris van het personeel en het materieel.
BIJLAGE 2 : Inventaris van de voornaamste risico's.