Daar bij die molen...

Ninoofse Molenaars houden erfgoed draaiend

Wie wel eens gaat wandelen of fietsen in Ninove is ze ongetwijfeld al eens gepasseerd. De wieken die de wind vangen, het rad dat in beweging gezet wordt door het stromende water. Molens lijken iets uit ver vervlogen tijden, maar in Ninove zijn ze nog springlevend. Ninove is met zijn drie maalklare molens dan ook een echte molengemeente. Iets waar we heel erg trots op zijn. En om de molens draaiende te houden kunnen we rekenen op onze ervaren molenaars. Want om met een molen de natuurkrachten te vangen moet je echt wel weten wat je doet. Wij spraken met Jan Pauwels, Jo Bracke, Dirk Neuckermans en Peter Denaeyer over het leven van een molenaar.

Heren, we zijn hier in een prachtige molen, kunnen julie er ons iets meer over vertellen?

Jo: “We staan hier in de molen ‘Ter Zeven Wegen’ in Denderwindeke. Deze molen is wat men noemt een ‘Bovenkruier’. Enkel de kap van de molen, dus het hoogste gedeelte van de constructie, draait om zo de wieken naar de wind te richten. De molen werd gebouwd rond 1790. Enkele jaren geleden werd deze molen grondig gerestaureerd. Hij werd helemaal afgebroken en steen voor steen terug opgebouwd. Het resultaat is prachtig. In 2006 werd hij plechtig ingehuldigd.”

Maar er zijn dus nog twee andere molens in Ninove?

Jo: “Zeker. Het leuke is ook dat het heel verschillende molens zijn. In Appelterre staat de Wildermolen. Dit is een staakmolen. Een houten molen waarvan – anders dan de molen in Denderwindeke – de hele constructie rond zijn as draait om de wind te kunnen vangen. De Wildermolen werd in 1802 gebouwd en in 1979 aan de stad geschonken. In 1993 werd de Wildermolen ook al helemaal gerestaureerd.”

“En tenslotte heb je in Meerbeke nog de Fonteintjesmolen. Dit is een watermolen en is dus weer iets helemaal anders, waarbij gebruik gemaakt wordt van de kracht van het stromende water van de Elsbeek. Dit is zonder meer de oudste molen van het drietal. De eerste vermelding gaat terug tot 1550. Ook de Fonteintjesmolen werd helemaal gerestaureerd en verkeert opnieuw in prima conditie.”

Als wij aan windmolens denken, denken we in de eerste plaats aan het malen van graan?

Jan: “Een molen kan heel wat verschillende zaken doen. Het basisidee is altijd geweest dat je de kracht van de natuur – wind of water – gebruikt om een bepaalde handeling te doen. Het malen van graan gaat bijvoorbeeld veel sneller en is veel minder arbeidsintensief dan diezelfde granen met een vijzeltje tot bloem te stampen. Maar je kan er natuurlijk heel wat andere zaken mee doen. De Fonteintjesmolen was bijvoorbeeld van oorsprong een volmolen. Bij het vollen worden geweven wollen stoffen ‘vervilt’, waarbij de vezels van de wol in elkaar gaan haken en je dus een veel dichter geweven stof krijgt. Dit is een heel arbeidsintensief proces waarbij de stof met houten stampers bewerkt wordt. De waterkracht dreef deze stampers aan. Later werd de Fonteintjesmolen een papiermolen, waarbij op eenzelfde manier lompen tot papierbrij werden gestampt. De installatie om graan te malen is veel recenter.”

Ninove heeft drie maalklare molens. Hoe bijzonder is dat?

Jo: “Dat is heel bijzonder. Molens zijn vandaag grotendeels industrieel erfgoed. Het is vandaag gewoon veel makkelijker en goedkoper om moderne technologieën te gebruiken. Maar ons molenpatrimonium blijft een stille getuige van hoe de mens in het verleden werkte en in zijn levensonderhoud voorzag. Dat de stad op een dergelijke doorgedreven manier investeert in de drie molens is bewonderenswaardig. Het feit dat wij drie molens hebben die maalklaar zijn, waarmee we bedoelen dat we ze morgen terug zouden kunnen gebruiken op een dagelijkse basis zoals dat tweehonderd jaar geleden het geval was, is toch wel heel bijzonder. Daar benijden heel wat andere molenaars ons voor.”

Hoe komt een mens er trouwens bij om vandaag nog molenaar te worden?

Dirk: “Ik ben net gepensioneerd en zocht eigenlijk een nieuwe uitdaging. Ik heb heel mijn carrière in de bouw gewerkt en de oude constructie van zo’n molen intrigeert me wel. Je ziet de inventiviteit en de ervaring van duizenden jaren hier letterlijk aan het werk. Ik besloot daarom om de opleiding tot molenaar te volgen. Die opleiding is zeker niet te onderschatten. Ze duurt twee jaar, omvat heel wat theorie en je moet minstens 100 uur stage doen bij een meester-molenaar. Tenslotte leg je natuurlijk nog een examen af om te slagen. Het is natuurlijk logisch dat de opleiding zo lang duurt. Je werkt tenslotte met de natuurelementen en mensen onderschatten al gauw de krachten die daarmee gepaard gaan. Bij teveel wind of water riskeer je dat de molen het begeeft onder de natuurkrachten. Dat moet je natuurlijk zien te vermijden. En met al die kennis weten we dus waar we op moeten letten bij de molens. We doen regelmatig controles en kijken alles na, zodat we meteen problemen kunnen signaleren en erger kunnen voorkomen.”

En het publiek kan ook regelmatig in de molens terecht om een kijkje te komen nemen?

Jo: “De molen is regelmatig open voor het publiek, zoals tijdens de Europese molendagen, Open Monumentendag en de Oost-Vlaamse molendag. Maar de mensen kunnen natuurlijk ook een afspraak maken voor een geleide rondleiding. We doen dit voor groepen en ook voor scholen. Dat contact met het publiek is eigenlijk het fijnste aan ons werk als molenaar. Je kan mensen, en zeker ook scholieren, iets laten zien wat de meesten helemaal niet meer kennen. De verwondering en de glinstering in hun ogen is onbetaalbaar!”

Meer weten over onze Ninoofse molens? Kijk dan zeker eens op onze website