GR20180621 Punt 20: Gemeentebelastingen - contante belasting op het vervoeren van personen met een politievoertuig - invoering (datum van publicatie 05/09/2018)

De raad

Gelet op de bepalingen van het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen;

Gelet op artikel 1 §2 van de besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap en latere wijzigingen;

Overwegende dat hij/zij die in een openbare plaats in staat van dronkenschap wordt bevonden en die indien hij/zij wanorde, schandaal, of voor een ander of voor hem zelf gevaar veroorzaakt, in het gemeentelijke huis van bewaring opgesloten wordt;

Gelet op artikel 31 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en latere wijzigingen;

Overwegende dat de politie bij het vervullen van opdrachten van bestuurlijke politie en onverminderd de bevoegdheden uitdrukkelijk toegekend bij wetten van bijzondere politie, kunnen de politieambtenaren in geval van volstrekte noodzaak overgaan tot bestuurlijke aanhouding;

Overwegende dat de noodzaak bestaat om de door de stad gemaakte kosten te laten vergoeden voor het vervoer met een politievoertuig van dronken personen of van personen aangehouden in het kader van de bestuurlijke aanhouding;

Overwegende dat op het moment van het vervoer het politievoertuig en de betrokken politieagent niet voor andere opdrachten die eerder het algemeen belang dienen, kunnen ingezet worden;

Overwegende dat de belasting verschuldigd is vanaf het uitrukken van het politievoertuig tot wanneer de vervoerde persoon zijn eindbestemming (politiecommissariaat, woning of verblijfplaats, ziekenhuis, cel in het politiekantoor, …) die door de politie naar gelang de interventie wordt gekozen, bereikt heeft;

Overwegende dat de belasting verschuldigd is door de vervoerde persoon of in voorkomend geval, door de voor hem burgerlijk verantwoordelijke persoon;

Overwegende dat het stadsbestuur ernaar streeft om een begeleidingstraject voor te stellen aan diegenen die het ouderlijk gezag uitoefenen ten aanzien van minderjarigen die overlast veroorzaken;

Overwegende dat in dit begeleidingstraject concrete afspraken gemaakt worden ter versterking of het beter waarnemen van hun ouderlijk gezag, met het oog op een verbetering van het gezag van die minderjarige;

Overwegende dat het gewild niet naleven van deze afspraken of het gewild niet voleindigen van het uitgetekende traject kan beschouwd worden als het bewust afwijzen van geboden kansen om herhaling te vermijden van gedrag dat overlast en kosten voor de stad veroorzaakt;

Overwegende dat daarentegen het ingaan op de voorgestelde begeleidende maatregelen betekent dat de kans op herhaling van het onaangepaste en kosten veroorzakende gedrag vermindert;

Overwegende dat het derhalve verantwoord is diegenen die het ouderlijk gezag uitoefenen fiscaal te stimuleren om in te gaan op de voorgestelde begeleiding;

Gelet op de financiële toestand van de stad;

Besluit:

met éénparigheid van stemmen

Artikel 1

Er wordt voor een periode eindigend op 31 december 2018 een belasting gevestigd n.a.v. het gebruik van een politievoertuig voor het vervoer van personen:

die in een openbare plaats in staat van dronkenschap worden bevonden en wanorde, schandaal, of voor een ander of voor hem zelf gevaar veroorzakenin het kader van een bestuurlijke aanhouding.

Artikel 2

De belasting is verschuldigd:

vanaf het uitrukken van het politievoertuig tot wanneer de vervoerde persoon zijn eindbestemming die door de politie naar gelang de interventie wordt gekozen: politiecommissariaat, woning of verblijfplaats, ziekenhuis, cel in het politiekantoor, … bereikt heeftdoor de vervoerde persoon of in voorkomend geval, door de voor hem burgerlijk verantwoordelijke persoon.

Artikel 3

De belasting wordt vastgesteld op € 100 per vervoerde persoon.

Artikel 4

Het vervoer van minderjarige personen die overlast, zoals bepaald in de politieverordening, veroorzaakten, is vrijgesteld van de belasting indien naar aanleiding van het vervoer door het stadsbestuur afspraken werden gemaakt met diegenen die het ouderlijk gezag uitoefenen ten aanzien van die minderjarige. De afspraken betreffen de versterking of het beter waarnemen van het ouderlijk gezag met het oog op een gedragsverbetering van de minderjarige.

De vrijstelling vervalt indien op de afspraken niet wordt ingegaan of indien het wederzijds overeengekomen begeleidingstraject wetens en willens niet wordt afgerond.

Artikel 5

De belasting is contant te betalen in handen van de financieel directeur, die er kwijtschrift van af levert. Bij gebrek aan betaling wordt de belasting een kohierbelasting en is ze onmiddellijk eisbaar.

Artikel 6

De verzending van het betalingsverzoek geeft aanleiding tot een bezwaartermijn van drie maanden vanaf de datum van de inning van de belasting of, ingeval van inkohiering, vanaf de derde werkdag volgend op de verzending van het aanslagbiljet of de kennisgeving van de belasting. Het bezwaar moet schriftelijk gebeuren; het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of vertegenwoordiger en vermeldt:

de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordthet voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelenof de belastingplichtige al dan niet gehoord wenst te worden tijdens een hoorzitting.

Van het bezwaarschrift zal schriftelijk ontvangst bericht worden binnen de 8 dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift.

Artikel 7

Inzake bezwaar, beroep en voorziening in cassatie wordt gehandeld zoals voorzien in het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

Artikel 8

Het belastingreglement treedt in voege de 5e dag na publicatie conform de bepalingen in het gemeentedecreet.

Artikel 9

Een afschrift van dit besluit zal gestuurd worden aan de heer gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen.


Contact informatie