GR20171214 Punt 7. Personeel - wijzigingen RPR (datum van publicatie 29/01/2018)

Gelet op de bepalingen van het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere wijzigingen;

 

Gelet op de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel waarvan de laatste wijzigingen werden goedgekeurd in de gemeenteraadszitting van 10 september 2015;

 

Gelet op de personeelsformatie en organogram waarvan de laatste wijzigingen werden goedgekeurd in de gemeenteraadszitting van 22 juni 2017;

 

Gelet op volgende wijzigingen in de wetgeving waardoor de aanpassing van het rechtspositieregeling noodzakelijk is:

* Het decreet van 3 juni 2016 heeft de wijzigingen goedgekeurd aan het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, het Provinciedecreet van 9 december 2005 en het decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 juni 2016 en in kracht van gewijsde is getreden op 8 juli 2016;

* Het besluit van de Vlaamse regering van 26 juli 2016, gepubliceerd in het Belgisch

Staatsblad van 3 augustus 2016 tot toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor zorgkrediet maakt het noodzakelijk om de rechtspositieregeling aan te passen aan de nieuwe regelgeving Vlaams zorgkrediet en de latere wijzigingen;

* Het besluit van de Vlaamse regering van 2 december 2016, verschenen in het Belgisch   Staatsblad op 22 december 2016 met inwerkingtreding op 1 februari 2017 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale

voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel en houdende enkele bepalingen betreffende de rechtspositie van de secretaris en de ontvanger van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor  maatschappelijk welzijn, wat betreft verloven en afwezigheden: het besluit vervangt de huidige verlofstelsels “verlof voor deeltijdse prestaties” en “onbetaald verlof” door  “onbetaald verlof als recht” en “onbetaald verlof als gunstmaatregel”:

 

Overwegende dat naast wijzigingen in de wetgeving moet de rechtspositieregeling aangepast worden aan de dagdagelijkse praktijk (bijvoorbeeld: het flexibeler maken van de selectieprocedures) daar Jobpunt Vlaanderen heeft ons geadviseerd betreffende de selectieprocedures en gezien deze veel ervaring hebben met het organiseren van selecties in verschillende steden en gemeenten was dit een leerrijk overleg;

 

Overwegende dat de rechtspositieregeling van de personeelsleden van het OCMW, WZC en AGB in synergie moet worden gebracht met de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel;

 

Gelet op het advies van 29 november 2017 van het managementteam;

 

Gelet op het protocol van 20 november 2017 van de syndicale vakorganisaties;

 

 

Besluit:

 

 

met 27 ja-stemmen (Vanderpoorten Dirk, De Jonge Tania, Cosyns Veerle, Evenepoel Henri, Vande Winkel Wouter, De Schepper Paul, Torrekens Marc, Triest Alain, Meert Lieven, Casteur Michel, Van Eeckhout Freddy, Timmermans Jacques, Violon Jannick, D'haeseleer Guy, Van Ongeval Octaaf, Vanbelle Corinne, Malfroot Ilse, Vermassen Stijn, Plancke Marc, Arents Joost, Van Den Driessche Kurt, Vanderpoorten Veerle, Rassaerts Gerd, De Ridder Misja, Van Der Haeghen Bruno, Steenhout Hedwig, Souffriau Dirk)

2 onthoudingen  (Corijn Rudy, Van Melkebeek Antoine)

 

 

Artikel 1

 

art.2,nr.10 + artikel 12 paragraaf 5, 108bis en artikel 238 paragraaf 1;

     wegens de wijziging van de functies van gesubsidieerde contractuelen naar  

     contractuelen dienen volgende artikels te worden verwijderd en/of aangepast.

 

artikel 2 nr. 13 aanstellende overheid moet worden aangepast conform het nieuwe decreet van 3.6.2016:

  1. de aanstellende overheid:
    1.                      a.     de raad, voor de secretaris en de financieel beheerder en de ruimtelijke planner;
    2.                      b.    het college van burgemeester en schepenen, voor andere leden van het managementteam dan de personeelsleden vermeld in punt a, behalve als het zijn bevoegdheid tot aanstelling met toepassing van artikel 43 GD gedelegeerd heeft aan de secretaris;
    3.                       c.    het college van burgemeester en schepenen, voor de overige personeelsleden, en met toepassing van artikel 106 GD, de secretaris;

artikel 9 dient te worden aangepast om meer mogelijkheden te hebbeninzake publicatie bij selectieprocedures:

Paragraaf 1

Aan elke aanwerving gaat een interne en externe bekendmaking van de vacature met

een oproep tot kandidaten vooraf.

               Paragraaf 2

De in § 1 bedoelde bekendmaking geschiedt via de meest geschikte

communicatiekanalen en dient minimaal te worden gepubliceerd op de website

van de stad Ninove/OCMW Ninove en via minstens één ander kanaal. De

aanstellende overheid beslist na de vacantverklaring van de betrokken betrekking

of betrekkingen op basis van de doelgroep van de vacante betrekking

of betrekkingen, via welke kanalen de externe bekendmaking dient te gebeuren.

                Paragraaf 3

Het vacaturebericht bevat tenminste:

  1. de naam van de betrekking en het brutojaarsalaris;
  2. de vermelding of de betrekking in statutair dan wel in contractueel dienstverband vervuld wordt;
  3. de vermelding of de betrekking voltijds dan wel deeltijds vervuld wordt;
  4. het niveau van de functie en/of de daaraan gekoppelde diplomavereisten;
  5. de wijze waarop de kandidaturen worden ingediend en de uiterste datum voor de indiening ervan;
  6. de vermelding of al dan niet een wervingsreserve wordt vastgesteld en de duur daarvan;
  7. de vermelding van het contactpunt voor meer informatie over de functie, de arbeidsvoorwaarden en de selectieprocedure;
  8. plaats en tijdstip van een eventuele informatieavond.
  9. Afhankelijk van de vacante betrekkingen worden een aantal specifieke aanwervingsvoorwaarden bepaald.
  10. De integrale tekst van de functiebeschrijving kan bij de personeelsdienst

     opgevraagd worden.

- artikel 10 wordt uitgebreid als volgt:

Tussen de bekendmaking van een vacature en de uiterste datum voor de indiening van de

kandidaturen, verlopen minstens vijftien kalenderdagen, maximaal verlengbaar tot 6

maanden.

De dag van de bekendmaking van de vacature is niet in de termijn begrepen, de

uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen wel. Als de uiterste datum

op een zaterdag, zondag of feestdag valt, wordt de termijn verlengd tot en met de

eerstvolgende werkdag.

De datum van de verzending van de kandidatuur wordt beschouwd als de datum waarop de

kandidatuur is ingediend.

Afhankelijk van het gekozen sollicitatiekanaal: de datum van de poststempel, van de

persoonlijke afgifte tegen ontvangstbewijs, van de inschrijving via een elektronisch

formulier en/of van het mailbericht geldt als datum van verzending.

 

- artikel 12 paragraaf 1, 1 en 5e alinea wordt gewijzigd als volgt:

De kandidaten moeten op de uiterste datum geldend voor de inschrijvingen voor de

selectieprocedure, voldoen aan de algemene toelatings-en aanwervingsvoorwaarden. Zij

zullen daartoe de nodige bewijzen moeten leveren vóór hun aanstelling op proef bij een

statutaire tewerkstelling of op het moment van de aanstelling bij een contractuele

tewerkstelling.

 

De aanstellende overheid beslistover de geldigheid van de voorgelegde

bewijzen, tenzij de raad de aanstellende overheid is. In dat geval beoordeelt het college

van burgemeester en schepenen de geldigheid ervan. Op basis van die beoordeling wordt

beslist welke kandidaten tot de selectieprocedure worden toegelaten. De kandidaten die

geweigerd worden, worden daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht met vermelding van

de reden voor de weigering. Indien de raad de aanstellende overheid is moet het

college van burgemeester en schepenen de geldigheid van de kandidaturen

beoordelen vooraleer de raad erover beslist.

 

- artikel 13paragraaf 1 wordt uitgebreid als volgt:

Elke selectie wordt uitgevoerd op basis van selectiecriteria en met behulp van een of meer

selectietechnieken.

De selectiecriteria en de selectietechnieken zijn afgestemd op de functiebeschrijving. Voor

functies van dezelfde graad zijn de selectietechnieken gelijkwaardig.

De aanstellende overheid kiest de concreet toepasselijke selectieproeven en

competentietest(s) in overeenstemming met de functiebeschrijving.

 

- artikel 13 paragraaf 2 wordt uitgebreid als volgt:

De secretaris stelt de functiebeschrijvingen vast na overleg met het

managementteam. Hij kan deze bevoegdheid met toepassing van artikel 92 GD delegeren

naar de leidinggevende personeelsleden.

Deze bepaling geldt niet voor de functiebeschrijving van secretaris of financieel beheerder.

Voor betrekkingen van dezelfde graad worden gelijkwaardige selectieproeven gebruikt.

De competenties en de selectieproeven worden afgestemd op de functiebeschrijving van

de vacante betrekking.

De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties zullen in kennis gesteld worden

van de vastgestelde functiebeschrijvingen.

De leden van het college, de gemeenteraadsleden en de

vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties mogen

selectieproeven bijwonen als waarnemer. Elke waarnemer dient zich bij de

aanvang van de selectieproeven te identificeren en legitimeren.

De waarnemers mogen aanwezig zijn bij de proeven, waarbij zij enkel op het

notitieblad aantekeningen kunnen maken, waarvan zij een kopie ontvangen op

het einde van het selectieonderdeel.

Op de juryleden en de waarnemers rust de discretieplicht omtrent het verloop van

de selectieverrichtingen, de inhoud van de proeven en de identiteit van de

kandidaten, in het bijzonder tijdens het verloop van de selectieprocedure.

Als er geen auteursrecht op de vragen rust, kan er op eenvoudig verzoek

van de waarnemers examenvragen worden bekomen.

 

- artikel 14 paragraaf 1: wordt gewijzigd als volgt:

De selecties worden uitgevoerd door een selectiecommissie, die als volgt wordt

samengesteld:

  1. de selectiecommissie bestaat uitsluitend uit deskundigen; onder deskundig wordt verstaan dat de leden van de selectiecommissie over de specifieke deskundigheden moeten beschikken om de kandidaten te beoordelen op de voor de functie vastgestelde selectiecriteria.
  2. elke selectiecommissie bestaat uit tenminste drie leden;
  3. tenminste twee derde van de leden zijn deskundigen die extern zijn aan het eigen bestuur; voor de lagere graden van D en E is het voldoende dat één derde van de leden extern zijn. Voor de selectie van de decretale graden moeten alle leden externe deskundigen zijn.

Van het minimumaantal externe leden kan uitzonderlijk vanwege de specificiteit van de functies en op voorwaarde van uitdrukkelijke motivering worden afgeweken;

          de selectiecommissie bestaat bij voorkeur uit leden van verschillend geslacht;

 

  1. de gemeentelijke mandatarissen en de secretaris als hij aanstellende overheid is kunnen geen lid zijn van een selectiecommissie in een selectieprocedure voor het eigen bestuur. De gemeentelijke mandatarissen en de afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties mogen uitsluitend als waarnemer bij de selectie aanwezig zijn. Zij mogen niet aanwezig zijn bij het kiezen van de vragen en het delibereren over de uitslag van de selecties, noch bij het psychologisch onderzoek.
  2. bij afloop van de selectie-activiteiten beraadslaagt de selectiecommissie over het eindresultaat en het eindverslag van de kandidaten. De selectiecommissie kan geldig beraadslagen wanneer de helft van de leden (minimum 2 leden) aanwezig is. De beslissingen worden bij eenvoudige meerderheid genomen

De selecties kunnen geheel of gedeeltelijk uitgevoerd worden door een extern

selectiebureau.

Het selectiebureau voert de selectie uit in overeenstemming met de rechtspositieregeling

en met de opdracht.

 

- artikel 16: wordt gewijzigd als volgt:

De voorzitter, de leden en de secretaris van de selectiecommissie worden nominatief door

de aanstellende overheid aangewezen.

- artikel 17: wordt gewijzigd als volgt:

In geval de selectieprocedure uitmondt in een wervingsreserve met rangschikking

der kandidaten, wordt de kandidaat of kandidaten die op het totaal van alle delen

van de selectieprocedure het beste resultaat scoorde, aangewezen voor

aanstelling in de vacante betrekking.

 

- artikel 18

Opgeheven bij gemeenteraadsbesluit van 14 december 2017

 

- artikel 19paragraaf 1

De aanstellende overheid stelt de concrete selectieprocedure vast binnen de grenzen van

de algemene regels waarnaar verwezen wordt in volgende alinea’s. Zij bepaalt:

1. bij de vacantverklaring: de wijze waarop de vacante betrekking begeven wordt, binnen de mogelijkheden van artikel 4;

2. voor de vacantverklaring: of de diplomavereiste geschrapt worden binnen de mogelijkheden van artikel 8;

3. na de vacantverklaring : de wijze van externe bekendmaking binnen de mogelijkheden van artikel 9;

4. bij de vacantverklaring: of een wervingsreserve wordt aangelegd en de geldigheidsduur ervan;

-    artikel 20 wordt aangepast om meer mogelijkheden te hebben voor het vastleggen van preselectieproeven:

     Als de aanstellende overheid kiest voor een combinatie van de aanwervingsprocedure en de bevorderingsprocedure en de gelijktijdige toepassing daarvan, worden de externe en de interne kandidaten onderworpen aan dezelfde selectieproeven. Eventuele schriftelijke kennisproeven met dezelfde inhoud worden op hetzelfde tijdstip afgenomen.

   

      Voor de toepassing van artikel 8 behelst de selectieprocedure, naast een of meer  functiegerichte competentietests, ook een niveau- of capaciteitstest, die onderzoekt of de kandidaten in staat zijn te functioneren op het niveau waarin de functie is  gesitueerd. De kandidaten moeten zowel voor de niveau- of capaciteitstest als voor de  functiegerichte competentietest(s) slagen. Deze test wordt afgenomen door een extern selectiebureau.

      De aanstellende overheid kan bij de vacantverklaring of bij de beslissing voor de aanleg van een wervingsreserve beslissen dat er een preselectie wordt georganiseerd. Kandidaten moeten minstens 50% halen op de preselectie om te worden toegelaten tot het verdere verloop van de selectieprocedure. De aanstellende overheid bepaalt bij de vacantverklaring of bij de beslissing voor de aanleg van een wervingsreserve hoeveel kandidaten maximaal toegelaten worden tot het verdere verloop van de selectieprocedure. Het behaalde resultaat voor de preselectie wordt niet in aanmerkingen genomen voor het beoordelen en het eindresultaat van de selectieproeven.

 

-    artikel 21 dient volledig te worden omgevormd tot een beschrijving van de soorten selectieproeven zodat de aanstellende overheid per procedure een programma kan vastleggen, afgestemd op de concrete functie: paragraaf 1 tot en met 8 worden vervangen door:

 

Paragraaf 1

De selectieprocedure bestaat uit ten minste twee delen, waarvan minstens één

mondeling. Afhankelijk van de soort vacante betrekking kan de aanstellende

overheid beslissen uit hoeveel delen de selectieprocedure bestaat.

 

Paragraaf 2

Voor de functies van niveau A en de leidinggevende van niveau B en de decretale

graden bevat de selectie altijd een psychotechnische proef in verband met de

managements- en leiderschapscapaciteiten op het niveau van de functie.

Er wordt een advies gegeven naar de geschiktheid van de kandidaat met de

omschrijving ‘niet geschikt’, ‘geschikt’ en ‘geheel geschikt’. Kandidaten dienen

minstens een advies ‘geschikt’ te behalen om opgenomen te worden in de

wervingsreserve.

 

Paragraaf 3

Gestructureerde vragenlijst

Toelichting: de selectie van de kandidaturen op de gestelde voorwaarden.

Wanneer relevante ervaring of affiniteit met technische competenties wordt

gevraagd, kan dit op een gestandaardiseerde en objectieve manier beoordeeld

worden aan de hand van een gestructureerde vragenlijst die aan de kandidaten

ter beschikking wordt gesteld.

 

Verkennend/oriënterend gesprek

Toelichting: een verkennend gesprek houdt onder meer een bevraging van het cv,

de interesses, de motivatie, … van de kandidaat in. Dit betreft een meer grondige

bevraging van het cv en de motivatie. Dit gesprek stelt tevens de kandidaat in de

mogelijkheid meer informatie over de functie en/of werkomgeving te bekomen.

 

Praktische proef

een praktische proef: de kandidaten moeten één of meer proeven doen in

overeenstemming met de opdrachten zoals omschreven in de functiebeschrijving.

Aan de kandidaat kan worden gevraagd tijdens de uitvoering van de praktische

proef mondelinge toelichting te geven over de werkwijze, gebruikte technieken,

werktuigen, toepassing veiligheidsvoorschriften en beschermingskledij.

 

Schriftelijke proef

Behoorlijke kennis van de functierelevante wetgeving wordt getest. De kandidaat

moet een aantal vragen oplossen in verband met wetgeving die tijdens de

uitoefening van de functie aan bod komt indien van toepassing.

De kandidaat ontvangt vooraf een gedetailleerde lijst van de wetten, decreten en

besluiten die relevant zijn. Bij het oplossen van de vragen zal de kandidaat de ter

beschikking gestelde wetgevende teksten mogen raadplegen (openboeksysteem).

 

Persoonlijkheidsvragenlijst

Met deze vragenlijst wordt bij de kandidaat gepeild naar de specifieke

vaardigheden en competenties eventueel aangevuld met simulatie-oefeningen.

 

Assessment center

Tijdens een assessment center wordt de kandidaat beoordeeld door twee

verschillende assessoren die daarvoor een geïntegreerde set van technieken

gebruiken. Dit onderzoek op niveau van de functie beoogt de evaluatie van de

voor de functie vereiste vaardigheden en attitudes. Er wordt een advies gegeven

naar de geschiktheid van de kandidaat met de omschrijving ‘niet geschikt’,

‘geschikt’ en ‘geheel geschikt’. Kandidaten dienen minstens een advies ‘geschikt’

te behalen om opgenomen te worden in de wervingsreserve.

 

Psychotechnische screening

Een psychotechnische screening bestaat uit een op de functie en werkomgeving

gerichte persoonlijkheidsvragenlijst, en psychotechnische testen afgestemd op

het niveau en de aard van de functie(groep). Er wordt een advies gegeven naar

de geschiktheid van de kandidaat.

 

Mondelinge proef

Deze proef is een competentiegericht interview waarbij wordt nagegaan in welke

mate het profiel van de kandidaat overeenstemt met het profiel van de functie en

wordt gepeild naar de competenties voor het werkdomein.

 

- artikel 22 dient als volgt te worden aangepast:

De kandidaten worden van het verloop van de selectieprocedure op de hoogte gebracht.

De ingeschreven en aanvaarde kandidaten worden ten minste 14 kalenderdagen

vooraf in kennis gesteld van de datum, het tijdstip en de plaats waarop de

onderdelen van de selectieprocedures zullen plaatsvinden.

 

- artikel 24 moet aangepast worden als volgt:

  De kandidaten worden op de hoogte gebracht van elk onderdeel van de

  selectie. Kandidaten hebben op hun verzoek toegang tot de selectieresultaten in

  overeenstemming met de bepalingen van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de

  openbaarheid van bestuur, na afloop van de volledige selectieprocedure.

 

- artikel 29 wordt aangepast als volgt:

   Als de functie van stadssecretaris of financieel beheerder door aanwerving vervuld

   wordt, moet de kandidaat houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A.

   De kandidaat dient te beschikken over 5 jaar relevante professionele

   managementervaring.

 

- artikel 31 wordt aangepast als volgt:

De selectieprogramma’s voor de decretale graden:

 

Secretaris

 

               Deel 1: verkennend gesprek

 

In dit verkennend gesprek wordt o.a. ingegaan op de motivatie, de relevantie van de ervaring en expertise, het inzicht in de functie en de inpasbaarheid in de organisatie. Het verkennend gesprek wordt afgenomen door een consultant van een extern selectiebureau. Het verkennend gesprek staat op 30 punten. Om geslaagd te zijn, moet de kandidaat 50% van de punten behalen om toegelaten te worden tot het jurygesprek.

 

Deel 2: jurygesprek

 

Dit gedeelte bestaat uit een competentiegericht interview, vergezeld van een presentatieoefening (managementcase) waarin de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met de vereisten van de functie getoetst wordt. Tijdens het jurygesprek wordt er ook uitgebreid ingegaan op het inzicht in de relevante wetgeving. Het jurygesprek wordt afgenomen door de leden van de selectiecommissie. Het jurygesprek staat op 70 punten.

Om geslaagd te zijn moet de kandidaat 50% van de punten behalen en 60% van de punten in het totaal (som punten verkennend gesprek en jurygesprek) om toegelaten te worden tot het assessment center.

 

Deel 3: assessment center / test managements- en leiderschapscapaciteiten

 

Tijdens het assessment worden een aantal competenties getoetst die gelinkt zijn aan de functieomschrijving. Dit gedeelte resulteert in een beschrijvend rapport met een advies ‘niet geschikt’, ‘geschikt’ of ‘geheel geschikt’. Kandidaten dienen minstens een advies ‘geschikt’ te behalen om opgenomen te worden in de wervingsreserve.

 

 

Financieel beheerder

 

 

Deel 1: schriftelijke proef

 

De kandidaten krijgen één of meerdere cases voorgelegd gelinkt aan de functie-inhoud, waaronder een case die het financieel –economische inzicht toetst. 

 

De schriftelijke proef wordt afgenomen in de vorm van een thuisopdracht. De schriftelijke proef is eliminerend en om te slagen voor dit onderdeel dient de kandidaat minstens 50 % van de punten te behalen.

 

Deel 2: jurygesprek

 

Dit gedeelte bestaat uit een gesprek met de jury waarbij een bevraging van onder meer de motivatie, kennis van de functie-inhoud en competenties. De mondelinge proef is eliminerend. Om geslaagd te zijn moet de kandidaat 50% van de punten behalen en 60% van de punten in het totaal (som punten verkennend gesprek en jurygesprek) om toegelaten te worden tot het assessment center.

 

Deel 3: Assessment Center

 

Tijdens het assessment worden een aantal competenties getoetst die gelinkt zijn aan de functieomschrijving. Dit gedeelte resulteert in een beschrijvend rapport met een advies ‘niet geschikt’, ‘geschikt’ of ‘geheel geschikt’. Kandidaten dienen minstens een advies ‘geschikt’ te behalen om opgenomen te worden in de werfreserve.

 

 

- Artikel 34, 1. C dient uitgebreid te worden om in overeenstemming te zijn met artikel 33 om een degelijke verkorte selectieprocedure te houden:

  c. de selectie bestaat uit een gestructureerd interview en/of een schriftelijke en/of praktische proef op basis van de vacature;

 

- artikel 40bis (overname tekst van artikel 96 daar dit onderwerp hoort bij het hoofdstuk VI: de indiensttreding)

Bij de indiensttreding heeft het nieuwe personeelslid recht op een introductie in zijn

werkkring. De personeelsdienst en de diensthoofden staan daarvoor in. Het nieuwe

personeelslid wordt bijgestaan door een peter of meter gedurende de eerste

maanden van tewerkstelling.

     Een peter of meter moet beschikken over de kerncompetenties die het stadsbestuur wil overdragen op het nieuw personeelslid. De peter of meter is het eerste aanspreekpunt waar het nieuwe personeelslid met alle praktische vragen en problemen terecht kan. De peter of meter kan het nieuwe personeelslid voor sommige vragen en problemen doorverwijzen naar andere diensten of personeelsleden.

     De peter of meter wordt aangeduid door de leidinggevende van de dienst van het nieuwe personeelslid in samenspraak met de personeelsdienst.

     Een introductiesessie wordt regelmatig  georganiseerd voor de nieuwe personeelsleden die recent in dienst zijn getreden. Tot de introductie behoort o.a. een introductiebezoek aan de stedelijke diensten (stadhuis en buitendiensten).

 

     Tijdens een vergadering van het college van burgemeester en schepenen zal het nieuwe personeelslid voorgesteld worden. Bij het begin van de vergadering van de gemeenteraad worden de nieuwe personeelsleden van de niveaus A, B, C4-C5 aan de gemeenteraadsleden voorgesteld.

 

      Bij zijn/haar indiensttreding ontvangt elk nieuw personeelslid een informatiebundel die minstens omvat:

      - de rechtspositieregeling;

      - het arbeidsreglement;

      - een onthaalbrochure;

      - de functiebeschrijving;

      - de deontologische code.

 

         - artikel 55 (aanpassing)

 

            De secretaris zorgt voor de interne organisatie van de evaluaties.

           

            Na afloop van elke evaluatieperiode wordt het eigenlijke evalueren, resulterend in het

            evaluatieverslag van het personeelslid uiterlijk afgerond binnen drie maand volgend op de 

 maand waarin de evaluatieperiode afloopt.

 

 Indien de personeelsleden niet binnen deze termijn geëvalueerd worden, worden zij  

 geacht gunstig geëvalueerd te zijn, tenzij het niet afronden binnen de termijn te wijten is

 aan de langdurige afwezigheid van het personeelslid. Het gesprek en verslag waarvan

 sprake in artikel 64 en 65 worden bij de terugkeer van het personeelslid zo spoedig

 mogelijk afgerond, waarbij de termijn uit artikel 59 wordt gerespecteerd.

 

 

- artikel 94

 

Om een oordeel te kunnen vormen over de geleverde prestaties wordt het contractueel personeelslid bij uitdiensttreding door de hiërarchische chef geëvalueerd. Deze evaluatie bestaat uit een kwalitatief beschrijvend verslag dat voor kennisname door betrokkene wordt ondertekend.

De evaluatie is gunstig of ongunstig.

Het personeelslid kan zijn/haar opmerkingen formuleren op het evaluatieformulier er is beroep mogelijk tegen deze evaluatie.

Enkel een gunstig evaluatieresultaat kan aanleiding geven tot een nieuwe overeenkomst als contractueel personeelslid.

 

 

- artikel 96

Opgeheven bij gemeenteraadsbesluit van 14 december 2017 (overgenomen in artikel 40bis)

 

- artikel 107 tot en met artikel 108 worden samengevat tot artikel 107 om duidelijkheid te geven en artikel 108 bis wordt geschrapt omdat gesco-statuut niet meer bestaat en artikel 108 ter wordt geschrapt omdat de overgangsfase is beëindigd:

Aan het personeelslid met beroepservaring in de privésector of als zelfstandige wordt graadanciënniteit, niveauanciënniteit en dienstanciënniteit toegekend als die beroepservaring relevant is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangesteld tot een maximum van negen jaar en voor knelpuntberoepen onbeperkt.

In afwijking van artikel 104, §4, en artikel 106 wordt aan het personeelslid met beroepservaring, bij een andere overheid, in de privésector of als zelfstandige schaalanciënniteit toegekend als die beroepservaring relevant is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangesteld, tot een maximum van negen jaar en voor knelpuntberoepen onbeperkt.

 

- artikel 210 dient als volgt te worden aangepast daar er onduidelijkheid is over de

toepassing ervan:

Het personeelslid dat valt onder de arbeidswet en dat onvoorzien buiten zijn

arbeidstijdregeling opgeroepen wordt op verzoek van de secretaris, het

diensthoofd of de rechtstreeks leidinggevende of de politie voor een dringend werk,

ontvangt, per oproep, een verstoringstoelage. Onvoorzien wordt als volgt gedefinieerd

namelijk een niet te voorziene gebeurtenis waarvan de oorsprong niet te wijten is aan

een fout van de werkgever en die de noodzaak van arbeid buiten de arbeidstijdsgrenzen

onontbeerlijk maakt. 

 

Het personeelslid dat valt onder de arbeidstijdwet en opgeroepen wordt voor

een opdracht die niet één week vooraf is ingepland heeft recht op een

verstoringstoelage.  

 

De verstoringstoelage bedraagt twee keer het uurloon.

Als berekeningsbasis voor het overloon geldt het bruto-uursalaris, eventueel verhoogd

met de haard- of standplaatstoelage, de toelage voor het waarnemen van een hogere

functie, de gegarandeerde salarisverhoging na bevordering, de toelage voor

opdrachthouderschap of mandaattoelage.

De verstoringstoelage kan worden omgezet in inhaalrust naar keuze van het

personeelslid.

De verstoringstoelage wordt gecumuleerd met de toeslag voor onregelmatige prestaties

vermeld in artikel 206, en met de toeslag voor overuren, vermeld in artikel 209.

 

-      artikel 222 wordt als volgt aangepast wegens de invoering elektronische maaltijdcheques:

 

De waarde van één maaltijdcheque bedraagt 5,50 euro (werkgeversbijdrage 4,40 euro).

Maaltijdcheques worden toegekend voor de perioden waarin je effectieve

arbeidsprestaties hebt geleverd. Overuren die nadien binnen het kwartaal worden

gerecupereerd (via vrijaf van gelijke duur), worden gelijkgesteld met effectieve

arbeidsprestaties tot beloop van het theoretisch maximum aantal te presteren

arbeidsdagen per kwartaal.

 

Berekening

 

Het totaal effectief gepresteerde uren in de loop van een bepaalde maand worden gedeeld

door het normaal aantal arbeidsuren (7,6 uren) per dag. Wanneer deze bewerking een

decimaal getal oplevert, wordt het afgerond op de hogere eenheid.

 

Bij de berekening moet er van worden uitgegaan dat: 

  • het maximum aantal arbeidsdagen dat tijdens het kwartaal kan worden gepresteerd door een voltijds personeelslid overeenstemt met het aantal werkdagen dat in het kwartaal valt, in het regime van de vijfdagenweek
  • per kwartaal maximum 65 maaltijdcheques kunnen worden toegekend.

 

Elektronische maaltijdcheques

 

Als werknemer heb je recht op:

  • elektronische maaltijdcheques
  • eenmalig  een maaltijdchequekaart, een pin- en een pukcode.  

De maaltijdchequekaart is een chipkaart met je eigen pin -en pukcode die je toegang geeft 

tot de elektronische maaltijdcheque. De elektronische maaltijdcheque wordt door de

leverancier van de elektronische maaltijdcheque automatisch op je rekening gestort. Vanaf

de storting van de elektronische maaltijdcheques op je rekening bij de leverancier van de

elektronische maaltijdcheque kan je je maaltijdchequekaart, zoals een gewone bankkaart,

gebruiken via de betaalterminals aan de kassa's bij alle aangesloten verkooppunten.  

Bij elke nieuwe overschrijving van elektronische maaltijdcheques op deze rekening wordt je

per e-mail geïnformeerd over het nieuw gestorte bedrag, de startdatum van de geldigheid

van de elektronische maaltijdcheque het saldo van je rekening. Ten minste 1 week voor de

vervaldatum ontvang je een e-mail (indien je over een e-mailadres beschikt) met de

informatie in verband met de eerstvolgende bedragen die zullen vervallen.

 

Personeelsleden die een e-mailadres hebben opgegeven, zullen telkens een e-mail

ontvangen bij iedere oplaadbeurt. Indien je geen e-mailadres hebt, kan je op volgende

manieren nagaan welk bedrag er op je kaart staat:

  • interactieve telefoniedienst: 02 547 55 02
  • de mobiele applicatie Sodexo4You op je smartphone: download de applicatie op www.sodexo4you.be of www.sodexobenefits.be/mobile
  • Sodexo4You extranet: schrijf je in op www.sodexo4you.be
  • je kassa- of transactieticket na de betaling van je aankopen met de Sodexo Card
  • de betaalterminal display indien je rekening onvoldoende is aangevuld.

Bij elke transactie worden de oudste cheques op je rekening afgehouden en krijg je van de

handelaar een ticket waarop het totaal van je transactie staat, het saldo van je rekening,

het bedrag en de geldigheidsdatum van de elektronische maaltijdcheques die eerst

vervallen.

 De elektronische maaltijdchequekaart kan je alleen gebruiken voor maaltijden of

voedingsmiddelen.

 

Verlies of diefstal

 

Bel meteen naar CARDSTOP op 070 344 344 (24u/24u- 7d/7d).

Voor de vervanging van de elektronische maaltijdchequekaart na verlies of diefstal en voor

de heraanvraag van de pin- en pukcode wordt aan de stad volgende

vergoeding aangerekend:

  • kostprijs voor de aanvraag van een verlies/diefstal van de kaart : € 4,5 (excl. 21% btw)
  • herversturen pin- en pukcode: € 1,5 (excl. 21% btw)

Deze vergoeding wordt doorgerekend aan het personeelslid, tenzij het personeelslid een

proces verbaal van aangifte kan voorleggen.

 

- artikel 237 paragraaf 3 wordt uitgebreid met vakantie“werk”dagen om alle discussies te vermijdenbij deeltijdse tewerkstelling:

In afwijking van §2, kan het personeelslid elk jaar maximum vier vakantiewerkdagen

opnemen zonder dat het dienstbelang kan worden ingeroepen om het verlof te weigeren.

Dit verlof wordt ten laatste gemeld op de werkdag zelf voor 9u30 aan de rechtstreeks

leidinggevende op dezelfde wijze als het ziekteverlof.

 

- Artikel 240 moet aangepast worden als volgt in overeenstemming met het artikel 8 van

  het arbeidsreglement :

  Het is voor voltijdse personeelsleden en personeel met 4/5de prestaties

  toegelaten om per jaar 15:12 uur jaarlijks vakantieverlof om te zetten in

  toeslaguren.

  Voor de overige deeltijdse personeelsleden kunnen 7:36 uur jaarlijks

  verlof omgezet worden in “toeslaguren”.

 

 - artikel 248,2 en 3 wordt gewijzigd als volgt:

 

  1. Geneeskundig getuigschrift:

 

Het zieke personeelslid dient een geneeskundig getuigschrift van

werkongeschiktheid, volledig ingevuld door de

behandelende geneesheer, aan het college van burgemeester en schepenen te

        bezorgen binnen de twee eerste werkdagen die hij wegens ziekte verlet.

        De afwezigheid wegens ziekte wordt geldig verklaard door het college van

burgemeester en schepenen.

        Wordt het getuigschrift na deze voorgeschreven termijn voorgelegd, dan kan het

        personeelslid geen aanspraak maken op loon voor de dagen van ongeschiktheid die

        de dag van afgifte of verzending voorafgaan, tenzij overmacht wordt bewezen.

 

  1. Controleverplichting:

 

     Het controletoezicht op de zieke personeelsleden zal uitgevoerd worden door het

     controle-organisme aangeduid door het college van burgemeester en schepenen.

     Het zieke personeelslid dient volgende richtlijnen na te leven:

     Het personeelslid kan tijdens de ziekteperiode tussen 13u en 17u thuis             gecontroleerd worden door de controlearts. Het personeelslid dient elke wijziging in de verblijfplaats onmiddellijk te melden.

      Indien het personeelslid niet aanwezig is als de controlegeneesheer zich aanbiedt, wordt het personeelslid verzocht zich aan te bieden ter consultatie bij de controlearts. De verplaatsingskosten worden terugbetaald door de stad, op dezelfde basis als de verplaatsingskosten wegens dienstredenen.

 

      Het zieke personeelslid dat weigert de controlegeneesheer te ontvangen of te

      bezoeken, of weigert zich te laten onderzoeken, wordt niet als ziek erkend.

     

De personeelsdienst kan op de controleverplichtingen schriftelijk uitzonderingen

toestaan, bijvoorbeeld voor wie een heelkundige ingreep heeft ondergaan. In dit

geval zal betrokkene zich melden bij de controlearts vanaf het ogenblik dat hij/zij

daartoe in staat is. Contractuele personeelsleden zijn evenmin aan de

controleverplichtingen onderworpen in geval van verlenging van hun afwezigheid

nadat ze 30 kalenderdagen ononderbroken afwezig zijn geweest.

 

Hoofdstuk X. HET ONBETAALDE VERLOF

- artikel 271

Paragraaf 1 (dit gedeelte wordt aangepast aan het besluit Vlaamse Regering van

        2 december 2016, verschenen in het B.S. van 22.12.2016, in werking sinds

        1 februari  2017):

a)    “Onbetaald verlof als gunst

Het personeelslid kan de volgende contingenten onbetaalde verloven krijgen:

  1. maximaal twintig werkdagen per kalenderjaar, te nemen in volledige of halve dagen en al dan niet aaneensluitende perioden
  2. twee jaar gedurende de loopbaan, te nemen in periodes van minimaal één maand.

Dit verlof is geen recht maar een gunstmaatregel, voor zover de goede werking van de dienst daardoor niet in het gedrang komt.

Het contingent van maximaal twintig werkdagen per kalenderjaar, te nemen in volledige of halve dagen en al dan niet aaneensluitende perioden, geldt pro rata de tewerkstellingsbreuk.

Dit verlof is niet gelijkgesteld met dienstactiviteit, tenzij het minder dan een maand aaneensluitend bedraagt of deeltijds verlof betreft. Dit geldt zowel voor de statutaire als de contractuele personeelsleden.

Deze perioden, met uitzondering van deeltijds onbetaald verlof en verlof voor minder dan een maand, wordt niet in aanmerking genomen voor de opbouw van de pensioenrechten.

Verlof wegens arbeidsongeschiktheid met uitzondering van de         arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, maakt geen einde aan het toegekende onbetaald gunstverlof.

Als een feestdag op een dag onbetaald gunstverlof valt, wordt die feestdag niet 

vervangen.

Het personeelslid kan het onbetaalde gunstverlof voortijdig opzeggen. De aanvraag moet minstens één maand vooraf zijn ingediend. De secretaris kan kortere termijnen aanvaarden.

    

b)     “Onbetaald verlof als recht”

         Een personeelslid dat voltijds tewerkgesteld is heeft het recht om zijn

         prestaties te onderbreken:

       - 12 maanden voltijds, in minimumperiodes van 1 maand

          Vanaf 55 jaar een bijkomend recht op 12 extra maanden voltijds onbetaald

          verlof, in minimumperiodes van 1 maand 

       -  60 maanden, om zijn prestaties te verminderen tot 80 % of tot 50 % van

           een voltijdse betrekking, in minimumperiodes van 3 maanden

           vanaf 55 jaar steeds het recht om prestaties te verminderen tot 80 % of

            tot 50% van een voltijdse betrekking.

      

        Dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. 

 

        Als een feestdag op een dag onbetaald verlof valt, wordt de feestdag niet

        vervangen.

 

        Het personeelslid kan voor de toegestane verlofperiode verstreken is, het  

        verlof opzeggen.

 

        Dit verlof is niet van toepassing op de secretaris en de financieel beheerder.

       

       

- Hoofdstuk XI – Loopbaanonderbreking

   Afdeling 1- algemene bepalingen (artikel 274 t/m 280) en afdeling 2 - volledige

   onderbreking en vermindering van prestaties (artikel 281 t/m 282)worden opgeheven

   met ingang van 2 september 2016. De personeelsleden die voor 2 september 2016

   instapten in het systeem van “gewone” loopbaanonderbreking of vermindering alsook de

   eindeloopbaanregeling behouden hun rechten nog tot deze zijn uitgeput.

 

-      Artikel 342 quinquies, sexies en septies worden opgeheven omdat de overgangsbepalingen beëindigd zijn inzake de bepalingen voor de personeelsleden van het AGBDN.

-      Artikel 342 quinqies wordt gewijzigd door invoering van de nieuwe regelgeving Vlaams zorgkrediet bij  besluit van de Vlaamse regering van 26 juli 2016 dat gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2016, tot toekenning van de onderbrekingsuitkering voor zorgkrediet. De “gewone” loopbaanonderbreking of vermindering alsook de eindeloopbaanregeling bestaat hierdoor niet meer vanaf 2 september 2016 voor de Vlaamse openbare sector (o.a. lokale besturen).

De nieuwe reglementering inzake zorgkrediet kan geraadpleegd worden op :

https://www.werk.be/online-diensten/vlaams-zorgkrediet/motieven

In het beknopt overzicht dat hieronder volgt zijn de artikelen waarnaar verwezen wordt deze uit het besluit Vlaamse regering van 26 juli 2016 inzake Vlaams Zorgkrediet:

   Vanaf 2 september 2016 kan er enkel nog gebruik worden gemaakt van volgende

   federale regelingen:

  • Ouderschapsverlof
  • Loopbaanonderbreking of vermindering wegens palliatieve zorgen
  • Loopbaanonderbreking of vermindering wegens medische bijstand

     
Daarbovenop komt nu het Vlaams zorgkrediet.

      Motieven

      Dit zorgkrediet kan worden opgenomen voor een van volgende motieven:

  • De zorg voor een kind tot en met de leeftijd van 12 jaar of de zorg voor een kind met een handicap
  • Het verlenen van zorg of bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid
  • Het verlenen van palliatieve verzorging
  • Het volgen van een opleiding

 

1. De zorg voor een kind tot en met de leeftijd van 12 jaar of de zorg voor een kind met

    een handicap

    In geval van adoptie kan dit zorgverlof aanvangen vanaf de inschrijving in het

    bevolkings- of het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn 

    woonplaats heeft.

    Voor volgende kinderen met een handicap kan het verlof worden opgenomen:

  • een kind dat voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid;
  • een kind dat een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal als vermeld in de regelgeving betreffende de kinderbijslag;
  • een kind dat erkend is door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of voor wie Integrale Jeugdhulp een indicatiestellingsverslag heeft afgeleverd met een of meer geldige typemodules in het kader van de handicap.

2. Het verlenen van zorg of bijstand aan een zwaar ziek gezins- of familielid

    Voor de zorg of bijstand van volgende personen kan dit verlof worden toegekend:

  • gezinslid: elke persoon die samenwoont met het personeelslid;
  • familielid: zowel de bloed- en aanverwanten tot de tweede graad van het personeelslid als de bloed- en aanverwanten tot de tweede graad van de persoon met wie het personeelslid getrouwd is of een verklaring van wettelijke samenwoning heeft afgelegd conform artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.

   Als zware ziekte wordt aanzien elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende

   arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale,

   familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is.

3. Het verlenen van palliatieve verzorging

    Hieronder wordt verstaan elke vorm van bijstand, meer bepaald van medische, sociale,

    administratieve en psychologische bijstand aan en verzorging van een persoon die lijdt

    aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevindt.

4. Het volgen van een opleiding

    Volgende opleidingen komen in aanmerking:

  • elke vorm van onderwijs en opleiding die georganiseerd, gefinancierd, gesubsidieerd of erkend wordt door de Vlaamse overheid, waarvan het programma minimaal 120 contacturen of negen studiepunten op jaarbasis omvat;
  • elke opleiding die georganiseerd wordt door een opleidingsverstrekker die erkend is krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidingscheques voor werknemers of het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2008 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten, waarvan het programma minimaal 120 contacturen of negen studiepunten op jaarbasis omvat.

Duur

Volgende periodes kunnen worden opgenomen:

  • 18 maanden volledige onderbreking
  • 36 maanden bij onderbreking tot de helft van een voltijdse arbeidsregeling
  • 90 maanden bij onderbreking met een vijfde

     Bij wijziging van opnamevorm wordt één maand volledige onderbreking beschouwd als twee maanden halftijdse onderbreking en vijf maanden onderbreking met een vijfde.

     Het zorgkrediet wordt aangevraagd voor minimaal drie maanden en maximaal twaalf maanden.
Bij palliatieve verzorging kan het verlof aangevraagd worden voor minimaal één maand en maximaal drie maanden.
Wanneer de persoon voor wie zorgkrediet wordt aangevraagd overlijdt, blijft de onderbrekingsuitkering behouden voor de duur van de lopende onderbreking tot maximaal zes maanden na de dag van overlijden.

Cumulatie

De onderbrekingsuitkeringen mogen niet gecumuleerd worden met:

  • Een bijkomende activiteit als loontrekkende, behalve als die al, samen met de activiteit waarvoor het zorgkrediet wordt opgenomen, uitgeoefend werd gedurende ten minste drie maanden vóór het begin van de onderbreking van de arbeidsprestaties, vermeld in dit besluit.
  • De uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit, behalve in geval van volledige onderbreking van de arbeidsprestaties als de zelfstandige activiteit al, samen met de activiteit waarvoor het zorgkrediet wordt opgenomen, uitgeoefend werd gedurende ten minste drie maanden vóór het begin van de volledige onderbreking van de arbeidsprestaties. De cumulatie wordt dan toegelaten gedurende een periode van maximaal twaalf maanden.
  • Een werkloosheidsuitkering, behalve als er bij gedeeltelijke onderbreking van de arbeidsprestaties sprake is van tijdelijke werkloosheid. De cumulatie wordt dan toegelaten voor de resterende tewerkstelling tijdens het zorgkrediet.
  • Een uitkering voor een volledige of gedeeltelijke onderbreking van de arbeidsprestaties voor dezelfde periode bij dezelfde werkgever ter uitvoering van een of meer van de volgende artikelen:
  1. artikel 4, 6, § 3, artikel 7bis of 8, § 2bis, van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen;
  2. artikel 3, § 2, 3, § 4, of artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra;
  3. artikel 9, 10, 11, 11bis, 12 of 13 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen;
  4. een overgangsuitkering, overeenkomstig boek I, titel 1, hoofdstuk IIbis, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen of hoofdstuk IV van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;
  5. een overlevingspensioen gedurende een periode van maximaal twaalf al dan niet opeenvolgende kalendermaanden.
  • Een pensioen, met uitzondering van:

Bewijsstukken

Naargelang het motief zijn volgende bewijsstukken verplicht:

  • een attest van de behandelende geneesheer van de zwaar zieke persoon die medische bijstand of verzorging nodig heeft, waarin wordt bevestigd dat de patiënt die bijstand of verzorging nodig heeft en dat het personeelslid zich bereid heeft verklaard aan de zwaar zieke persoon bijstand of verzorging te verlenen;
  • een attest van de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging nodig heeft, waarin wordt bevestigd dat de patiënt die verzorging nodig heeft en dat het personeelslid zich bereid heeft verklaard die palliatieve verzorging te verlenen;
  • een attest van de kinderbijslag waarmee wordt aangetoond dat het kind voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, tweede lid, 1° of 2°;
  • een attest van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, Integrale Jeugdhulp, waarmee wordt aangetoond dat het kind voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, tweede lid, 3°;
  • een attest van inschrijving, waarmee wordt aangetoond dat de opleiding voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 7;
  • een attest van gezinssamenstelling, uitgereikt door de gemeente;
  • een attest van pleegzorg;
  • de geboorteakte of de akte van de burgerlijke stand waaruit de afstamming blijkt.

 

Aanvragen

Het personeelslid met recht op onderbreking van de beroepsloopbaan of vermindering van

de arbeidsprestaties stelt de secretaris tenminste drie maanden voor het begin van de

onderbreking schriftelijk op de hoogte van de periode waarvoor het zijn loopbaan zal

onderbreken. De termijn van drie maand kan evenwel op verzoek van het personeelslid

worden ingekort.

Het personeelslid is persoonlijk verantwoordelijk voor het tijdig indienen van de aanvraag

bij de betrokken instantie.

 

Gevolgen

De periodes van loopbaanonderbreking en van vermindering van de arbeidsprestaties

worden beschouwd als verlof.

In afwijking op art. 238 worden deze verloven met een periode van dienstactiviteit

gelijkgesteld.

Het verlof is onbezoldigd.

Aanmoedigingspremie Vlaamse overheid

Deze aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking voor de personeelsleden van de

Vlaamse openbare sector wordt afgeschaft.

Overgangsmaatregelen

De onderbrekingen die vóór 2 september 2016 zijn gestart wijzigen niet. Zij lopen gewoon

door volgens de oude regelgeving.

Verlengingen zullen aanzien worden als een nieuwe aanvraag en zullen aan de

nieuwe voorwaarden moeten voldoen.

Het zal wel mogelijk zijn om bij onderbreking van de loopbaanonderbreking in het

eindeloopbaanstelsel om het federaal palliatief verlof op te nemen, na afloop van dit

palliatief verlof het eindeloopbaanstelstel verder te zetten.

Op de website www.werk.be verschijnt alle info verschijnen over dit nieuwe zorgkrediet.

 

- Artikel 342 sexies: Telewerk

Algemeen

Telewerk verloopt steeds op vrijwillige basis en kan noch als een recht, noch als een plicht

worden beschouwd door zowel de medewerker als het stadsbestuur.

 

Voor de telewerker gelden dezelfde werkbelasting en prestatienormen als voor de

medewerkers die geen telewerk uitvoeren. Het uitvoeren van telewerk mag geen aanleiding

geven tot het verhogen of het verminderen van de gemiddelde arbeidsduur.

 

De bepalingen van deze rechtspositieregeling blijven onverminderd van toepassing op de

telewerker, met uitzondering van:

  • de bepalingen van Titel VIII, Hoofdstuk III, met betrekking tot de onregelmatige prestaties;
  • de bepalingen van Titel VIII, Hoofdstuk V,  met betrekking tot de reis- en verblijfskosten.

 

Aanvraagprocedure

Medewerkers die arbeidsprestaties via telewerk wensen te verrichten, dienen hiervoor

een aanvraag in via het daarvoor ontwikkelde aanvraagformulier.

De secretaris beslist, na advies van de sectorcoördinator en/of diensthoofd, of de

medewerker in aanmerking komt om te telewerken of niet.

 Op het aanvraagformulier specificeert de medewerker welke (extra-) faciliteiten en/of

benodigdheden hij/zij nodig heeft om het telewerk te kunnen uitvoeren. 

 

De secretaris neemt een gemotiveerde beslissing ten laatste één maand na het

indienen van de aanvraag. Indien de beslissing van de secretaris afwijkt van het

advies van de sectorcoördinator en/of diensthoofd, moet de secretaris dit

uitgebreid motiveren.

 

 Afsprakennota

In onderling overleg met de leidinggevende worden met de telewerker schriftelijke

 afspraken gemaakt die verband houden met: 

* de mogelijke locaties waar het telewerk wordt uitgevoerd ;

* de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van de telewerker;

* de opvolging en prestatiemeting van de opgelegde taken.

 

Kosten

 

De secretaris beslist, na advies van de sectorcoördinator en/of diensthoofd, over de

aangevraagde faciliteiten en/of benodigdheden die noodzakelijk zijn om het telewerk te

kunnen uitvoeren. Er worden geen onkosten vergoed die voortvloeien uit het telewerk,

tenzij in uitdrukkelijk gemotiveerde gevallen en mits goedkeuring door de secretaris. 

 

Verzekering

 

In het kader van de arbeidsongevallenverzekering is de telewerker alleen verzekerd op de

aan de leidinggevende opgegeven locaties, opgegeven taken en tijdens de

overeengekomen uren van telewerk.

Beëindiging

  1. Het telewerk kan steeds beëindigd worden op verzoek van de leidinggevende of de medewerker. 
  2. Bij een wijziging van functie wordt het telewerk van rechtswege beëindigd en

moet een nieuwe aanvraag bij het hoofd van het personeel ingediend worden.

 

Artikel 345:

Deze rechtspositieregeling treedt in werking 1 januari 2018 , tenzij anders bepaald. De vorige versie van de rechtspositieregeling van de stad is vanaf die datum opgeheven.