GR20170921 AP10. Interpellatie van raadslid Rudy Corijn i.v.m. toepassing van de rechtspositieregeling bij evaluaties(datum van publicatie 11/10/2017)

Volgende motivering wordt door de heer Rudy Corijn in zijn interpellatie vermeld:

 

Gemeenteraad 21/9/2017

 

Toelichting:

 

Uit de notulen van het college blijkt dat er momenteel  een en ander dreigt mis te lopen aangaande de lopende evaluaties bij de stad en de OCMW diensten. De vrees bestaat dat deze niet tijdig zullen zijn afgerond.

 

Artikel 55 stelt dat personeelsleden die niet tijdig geëvalueerd worden geacht worden gunstig  geëvalueerd te zijn. De vrees bestaat dus dat door het laattijdig afwerken van de evaluaties een aantal personeelsleden automatisch gunstig zullen worden geëvalueerd.

 

Ik verneem zowel binnen de wandelgangen van het OCMW als bij de stad dat er bij de personeelsleden een zekere ongerustheid leeft i.v.m.  de al dan niet lopende evaluaties. Zo verneem ik dat bepaalde diensthoofden, waar er dus wel een evaluatie wordt gedaan,  nogal kwistig omspringen met het verlenen van de beoordeling “ uitzonderlijk”. Ambtenaren die jarenlang samen hetzelfde werk naar behoren uitvoeren krijgen ofwel gewoon gunstig en de collega uitzonderlijk ?? Of ganse diensten krijgen gewoon allemaal uitzonderlijk ! Tevens zouden bepaalde diensthoofden of verantwoordelijken weigeren de evaluaties door te voeren ?

 

Ik verwijs naar artikel 68 paragraaf 2, dat bepaalt :  Het personeelslid van wie blijkt dat evaluatie aantoont dat het “uitzonderlijk” heeft gepresteerd in relatie tot de evaluatiecriteria en de eventuele resultaatverbintenissen krijgt een functioneringstoelage of een managementtoelage.

( 5 % van het  bruto geïndexeerde jaarsalaris – artikel 2014, § 1 RPR )             

 

Vragen:

 

Welke zijn de criteria / maatstaven om de aan dewelke men moet voldoen om de term

 “ uitzonderlijk” te krijgen. Waar zijn deze eventueel omschreven. Hoe wordt dit door de deskundige evaluatoren “ gemotiveerd “ ?

 

Wat wordt er verstaan onder “ evaluatiecriteria en resultaatverbintenissen “ ? Waar kan men eventueel deze omschrijving  terugvinden en op welke wijze  wordt er gemotiveerd  waaruit zou blijken dat zij aan de dubbele voorwaarde voldoen ?  

 

Op welke wijze of door wie of welk orgaan zal er nagegaan worden of bij het toekennen van de eindevaluatie “ uitzonderlijk “ voldaan is aan de dubbele voorwaarde en vooral wie kan of mag  nagaan of de toekenning wel voldoende onderbouwd of gemotiveerd is ?”

 

 

Deze interpellatie geeft geen aanleiding tot het treffen van een besluit.


Contact informatie