GR20131219 punt 27: gemeentebelastingen - belasting op groeven en graverijen - invoering

De raad

 

Gelet op het gemeentedecreet;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, gewijzigd bij decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012;

 

Overwegende dat het om budgettaire redenen past om vanaf 1 januari 2014 voor een periode eindigend op 31 december 2018 een belasting op groeven en graverijen in te voeren;

 

Overwegende dat deze groeven en graverijen zorgen voor zwaar verkeer en nefast is voor het wegdek van onze wegen;

 

Overwegende dat deze groeven en graverijen milieubelastend zijn en slechts matig belast worden via de gemeentelijke heffing bedrijven omdat deze belasting onder meer gebaseerd is op de bebouwde oppervlakte;

 

 

Beslist,

 

 

met éénparigheid van stemmen

 

 

Artikel 1

 

Er wordt vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 een belasting geheven op groeven en graverijen ten laste van de uitbaters die op het grondgebied van de gemeente gelegen zijn, ongeacht of hun sociale maatschappelijke zetel in de gemeente gelegen is.

 

Artikel 2

 

De belasting wordt vastgesteld op € 0,50 per ton ontgonnen delfstof.

 

Artikel 3

 

De natuurlijke of rechtspersonen zijn ertoe gehouden op het einde van ieder kwartaal en uiterlijk voor 30 april, 31 juli en 31 oktober van aanslagjaar en 31 januari van het jaar volgend op het aanslagjaar een driemaandelijkse aangifte in te dienen bij gemeentebestuur van de hoeveelheid ontgonnen delfstof door middel van een formulier dat door het gemeentebestuur ter beschikking wordt gesteld.

Het aanslagjaar begint op 1 januari en eindigt op de daaropvolgende 31 december.

 

Artikel 4

 

Indien er geen aangifte of een onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte werd gedaan, wordt de belastingaanslag ambtshalve vastgesteld, overeenkomstig de bepalingen opgenomen in het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

 

Ingeval van niet-tijdige, onjuiste of onvolledige aangifte wordt er een belastingverhoging opgelegd, gelijk aan de verschuldigde belasting. Het bedrag van deze verhoging wordt eveneens ingekohierd.

 

Artikel 5

 

Door het college van burgemeester en schepenen worden personeelsleden aangesteld die bevoegd zijn om een controle of onderzoek te stellen en vaststellingen te verrichten in verband met de toepassing van de belastingverordening en de in artikelen 6 en 7 van het decreet bedoelde bepalingen.

 

Artikel 6

 

De heffing wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar wordt verklaard door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 7

 

Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs gestuurd naar de met de invordering belaste financieel beheerder die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten.

De heffing moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 8

 

De regels betreffende de invordering, de verwijl- en moratoire intresten, de vervolgingen, de voorrechten, de wettelijke hypotheek en de verjaring inzake rijksbelastingen op de inkomsten, zijn van toepassing op deze belasting.

 

Artikel 9

 

De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Het bezwaarschrift moet schriftelijk gebeuren en met redenen omkleed zijn. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of vertegenwoordiger en vermeldt:

1. de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt

2. het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen

3. of de belastingplichtige al dan niet gehoord wenst te worden tijdens een hoorzitting.

Van het bezwaarschrift zal schriftelijk ontvangst bericht worden binnen de 8 dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift.

 

Artikel 10

 

Inzake bezwaar, beroep en voorziening in cassatie wordt gehandeld zoals voorzien in het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

 

Artikel 11

 

Een afschrift van deze beslissing zal aan de gouverneur van de provincie worden toegezonden.