GR20131219 punt 14: gemeentebelastingen - belasting op tweede verblijven - aanpassing

De raad

 

Gelet op de bepalingen van het gemeentedecreet, inzonderheid op titel VIII Bestuurlijk toezicht en externe audit;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van  provinciale- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;

 

Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 31 januari 2013 houdende hernieuwing van de belasting op de tweede verblijven voor de aanslagjaren 2013 tot en met 2018;

 

Overwegende dat het bedrag van de belasting op de tweede verblijven sedert de invoering in 1996 onveranderd is gebleven;

 

Overwegende dat het belangrijk is dat degene die zich op het verblijfadres kan inschrijven dit effectief ook doet, onder andere om veiligheidsredenen en in het belang van het correcte beheer van de bevolkingsregisters van de stad;

 

Overwegende dat de belasting op tweede verblijven er kan toe bijdragen dat personen die hun feitelijke hoofdverblijfplaats in de stad Ninove hebben, zich laten inschrijven in de bevolkingsregisters van onze stad;

 

Overwegende dat zij die een woongelegenheid als een tweede verblijf gebruiken, eveneens veelvuldig gebruik maken van de stedelijke infrastructuur en dienstverlening, wat het opleggen van een belasting rechtvaardigt;

 

Beslist,

 

 

met 16 ja-stemmen (Dirk Vanderpoorten, Michel Casteur, Katie Coppens, Veerle Cosyns, Tania De Jonge, Henri Evenepoel, Wouter Vande Winkel, Paul De Schepper, Marc Torrekens, Lieven Meert, Jacques Timmermans, Jannick Violon, Ivan Vonck, Corinne Vanbelle, Stijn Vermassen, Ferdi De Ville)

10 nee-stemmen (Rudy Corijn, Guy D'haeseleer, Werner Somers, Ilse Malfroot, Stania Van Loo, Michel Carels, Joost Arents, Maria Keymolen, Kurt Van Den Driessche, Gerd Rassaerts)

 

 

Het gemeenteraadsbesluit van 31 januari 2013 houdende hernieuwing van de belasting op de tweede verblijven voor de aanslagjaren 2013 tot en met 2018 wordt vanaf 1 januari 2014 opgeheven.

 

Artikel 1

 

Er wordt vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 een gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.

 

Artikel 2

 

Als tweede verblijf wordt beschouwd elke constructie met woon- of verblijfsgelegenheid waarvoor niemand is ingeschreven in de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister voor het hoofdverblijf. Het zijn  landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans.

 

Artikel 3

 

De belasting valt ten laste van diegene die op het adres van het tweede verblijf niet in de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister is ingeschreven voor het hoofdverblijf en, hetzij als eigenaar, hetzij als huurder of als gebruiker, een tweede verblijf betrekt of kan betrekken op 1 januari van het belastingjaar.

 

Artikel 4

 

De belasting wordt vastgesteld op € 750 per tweede verblijf.

 

De belasting wordt jaarlijks aangepast aan de index van de consumptieprijzen. Ze wordt op 1 januari van ieder jaar aangepast aan de index van de maand december van het voorgaande jaar volgens de formule R x i waarbij:

                                 I

R= tarief zoals vastgesteld in artikel 4

i = de index van de maand december van het voorgaande jaar = december 2014 bij de eerste aanpassing, i.e. januari 2015

I = index van de maand december 2013 (basis 2004=100).

 

Artikel 5

 

Vallen niet onder toepassing van de belasting :

-  de lokalen uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit

- de verplaatsbare caravans en woonaanhangwagens, tenzij ze ten minste zes maanden van het belastingjaar     opgesteld blijven om als woongelegenheid aangewend te worden.

 

Artikel 6

 

De belastingplichtige moet uiterlijk op 31 januari van het belastingjaar bij het stadsbestuur aangifte doen van elk tweede verblijf dat zij in de gemeente bezitten door middel van het formulier waarvan het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld.

 

Artikel 7

 

Bij gebrek aan een aangifte binnen de in artikel 6 vastgestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige van ambtswege belast volgens de gegevens waarover het stadsbestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.

 

Artikel 8

 

De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de regelen betreffende de invordering inzake rijksbelastingen op de inkomsten.

 

Artikel 9

 

De belasting wordt ingevorderd bij wijze van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen .

 

Artikel 10

 

Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgezonden aan de met de invordering belaste financieel beheerder die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten.

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 11

 

De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Het bezwaarschrift moet schriftelijk gebeuren en met redenen omkleed zijn. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of vertegenwoordiger en vermeldt:

1°  de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt

2°  het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen

3°  of de belastingplichtige al dan niet gehoord wenst te worden tijdens een hoorzitting.

Van het bezwaarschrift zal schriftelijk ontvangst bericht worden binnen de 8 dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift.

 

Artikel 12

 

Verwijl- en moratoriumintresten zijn op deze belasting toepasselijk zoals inzake rijksbelastingen op de inkomsten.

 

Artikel 13

 

Wanneer eenzelfde situatie aanleiding kan geven tot de toepassing van deze verordening en de belastingverordening op de niet-bebouwde percelen begrepen in een niet-vervallen verkaveling is alleen deze laatste verordening van toepassing.

 

Artikel 14

 

Deze verordening wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.