GR20131219 punt 13: gemeentebelastingen - belasting op de brandstofdistributieapparaten voor motorvoertuigen - aanpassing

De raad

 

Gelet op het gemeentedecreet, inzonderheid op titel VIII Bestuurlijk toezicht en externe audit;

 

Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van  provinciale- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;

 

Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 31 januari 2013 waarbij een belasting op de brandstofverdelers voor motorvoertuigen werd geheven voor de aanslagjaren 2013 tot en met 2018;

 

Overwegende dat het om budgettaire redenen past de belasting ten bedrage van 26 euro vanaf 1 januari 2014 voor een termijn eindigend op 31 december 2018 te verhogen naar 100 euro en dit bedrag jaarlijks te indexeren;

 

Beslist,

 

 

met 16 ja-stemmen (Dirk Vanderpoorten, Michel Casteur, Katie Coppens, Veerle Cosyns, Tania De Jonge, Henri Evenepoel, Wouter Vande Winkel, Paul De Schepper, Marc Torrekens, Lieven Meert, Jacques Timmermans, Jannick Violon, Ivan Vonck, Corinne Vanbelle, Stijn Vermassen, Ferdi De Ville)

11 nee-stemmen (Rudy Corijn, Guy D'haeseleer, Werner Somers, Ilse Malfroot, Stania Van Loo, Femke D'Hondt, Michel Carels, Joost Arents, Maria Keymolen, Kurt Van Den Driessche, Gerd Rassaerts)

 

 

Het gemeenteraadsbesluit van 31 januari 2013 waarbij een belasting op de brandstofverdelers voor motorvoertuigen werd geheven voor de aanslagjaren 2013 tot en met 2018 wordt vanaf 1 januari 2014 opgeheven.

 

Artikel 1

 

Voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2018, wordt een gemeentebelasting geheven op de brandstofdistributieapparaten voor motorvoertuigen, opgesteld langs de openbare weg of op private eigendommen langs de openbare weg.

De belasting is niet verschuldigd voor de toestellen die niet toegankelijk zijn voor het publiek of die opgesteld zijn in garages of gelijkaardige inrichtingen die niet zichtbaar zijn van buiten uit.

 

Artikel 2

 

Het jaarlijks bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 100 euro per bedieningsslang.

 

De belasting wordt jaarlijks aangepast aan de index van de consumptieprijzen. Ze wordt op 1 januari van ieder jaar aangepast aan de index van de maand december van het voorgaande jaar volgens de formule R x i waabij:

                                 I

R= tarief zoals vastgesteld in artikel 2

i = de index van de maand december van het voorgaande jaar = december 2014 bij de eerste aanpassing, i.e. januari 2015

I = index van de maand december 2013 (basis 2004=100).

 

Artikel 3

 

De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het toestel.

 

Artikel 4

 

De eigenaars van brandstofdistributieapparaten zijn gehouden binnen de eerste veertien dagen van januari van elk jaar, ten stadhuize, aangifte te doen aangaande het al dan niet behouden ervan en met vermelding van het aantal bedieningsslangen.

 

Artikel 5

 

De brandstofdistributieapparaten die na de 1ste juli van het jaar in gebruik worden gesteld, betalen slechts de helft van de belasting. Elke ingebruikstelling, die in de loop van het jaar begint, moet binnen de veertien dagen ten stadhuize aangegeven worden.

 

Artikel 6

 

De aangifte gebeurt door middel van een aangifteformulier waarvan het model door het college van burgemeester en schepenen wordt vastgesteld.

Bij gebreke van een aangifte of bij onvolledige aangifte wordt de belastingplichtige van ambtswege belast volgens de gegevens waarover het stadsbestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar of beroep.

 

Artikel 7

 

De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.

 

Artikel 8

 

Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs toegezonden aan de met de invordering belaste  financieel beheerder die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten.

De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.

 

Artikel 9

 

De regels betreffende de invordering, de verwijl- en moratoire intresten, de vervolgingen, de voorrechten, de wettelijke hypotheek en de verjaring inzake rijksbelastingen op de inkomsten, zijn van toepassing op deze belasting.

 

Artikel 10

 

De belastingplichtige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Het bezwaarschrift moet schriftelijk gebeuren en met redenen omkleed zijn. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de eiser of vertegenwoordiger en vermeldt:

1°  de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige ten laste van wie de belasting gevestigd wordt

2°  het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen

3°  of de belastingplichtige al dan niet gehoord wenst te worden tijdens een hoorzitting.

Van het bezwaarschrift zal schriftelijk ontvangst bericht worden binnen de 8 dagen na de verzending of de indiening van het bezwaarschrift.

 

Artikel 11

 

Inzake bezwaar, beroep en voorziening in cassatie wordt gehandeld zoals voorzien in het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.

 

Artikel 12

 

Een afschrift van deze beslissing zal aan de gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen worden toegezonden.