GR20130620 punt AP5: Interpellatie van raadslid Werner Somers aan de heer Henri Evenepoel, schepen van openbare werken, over voetweg nr. 85 te Outer (Berrebroeckstraat)

Volgende motivering wordt door de heer Werner Somers in zijn interpellatie vermeld:

 

"Voetweg nr. 85 vormt de toegang tot de woning gelegen aan de Berrebroekstraat 34 te Outer, waar eveneens een kinderboerderij is gevestigd. Deze toegang wordt echter sinds geruime tijd bemoeilijkt door een afsluiting die werd geplaatst door een aangelande. De weg heeft volgens de atlas der buurtwegen een breedte van 1 meter. Naast de voetweg bevindt zich de overwelfde waterloop van derde categorie nr. 5142, die ter plaatse een breedte heeft van 0,60 meter. Bijgevolg heeft de straat een minimale wettelijke breedte van 1,60 meter. In toepassing van artikel 3 van de gemeentelijke bouwverordening van 23 mei 1996 op het plaatsen van afsluitingen langs buurtwegen en gemeentewegen dienen afsluitingen bovendien te worden geplaatst op minstens 1,5 meter van de grens van de weg als de weg een wettelijke breedte heeft van minder dan 3 meter. 

 

Artikel 13 van het reglement op de buurtwegen van 28 oktober 1976 van de provincie Oost-Vlaanderen bepaalt dat het verboden is de buurtwegen geheel of gedeeltelijk in te nemen, het publiek gebruik ervan te belemmeren, deze innemingen of belemmeringen in stand te houden of de weg op gelijk welke wijze te beschadigen. Het tweede lid van deze bepaling schrijft voor dat het college van burgemeester en schepenen elke belemmering van het publiek gebruik van de weg onmiddellijk doet verwijderen.

 

Op 22 februari 2013 wordt de eigenaar van de afsluiting door schepen Evenepoel verzocht de door hem geplaatste afsluiting "onmiddellijk en zonder uitstel te verplaatsen, zodat deze weg een vrije breedte heeft van minimaal 3,10 meter". Daaraan voegt de schepen toe dat, indien wordt vastgesteld dat de eigenaar de afsluiting niet verwijdert binnen de twee dagen na ontvangst van de brief, daarvan een proces-verbaal zal worden opgemaakt door de politie. De stad, zal dan de opdracht geven aan het AGB DN om de afsluiting te laten verwijderen en de kosten die daarmee gepaard gaan, zullen worden verhaald op de eigenaar.

 

Nadat er nog eens twee maanden verstrijken zonder dat er enige wijziging optreedt in de situatie ter plaatse, besluit het college van burgemeester en schepenen op 23 april 2013 aan de dienst Openbare Werken de opdracht te geven om in aanwezigheid van de politie de werkelijke breedte van de doorgang van voetweg nr. 85 op te meten en de vaststellingen op te nemen in een proces-verbaal wanneer de voetweg samen met de overwelfde bedding van waterloop nr. 5.142 geen wettelijke breedte van 1,60 meter heeft. Daarbij overweegt het college dat na deze vaststelling opdracht kan worden gegeven tot het verwijderen van de belemmeringen op voetweg nr. 85 en het onderhouden van deze voetweg.

 

Mijn vragen voor de schepen van Openbare Werken luiden als volgt:

 

 Heeft de eigenaar van de afsluiting gevolg gegeven aan dan wel op enige wijze gereageerd op uw brief van 22 februari 2013?

  1. Werd er proces-verbaal opgemaakt van het feit dat de eigenaar van de afsluiting niet binnen de twee dagen na ontvangst van uw brief overging tot de verwijdering van die afsluiting? Kreeg het AGB DN, zoals aangekondigd in uw brief, de opdracht om de afsluiting te verwijderen?
  2. Waarom besloot het college van burgemeester en schepenen op 23 april 2013 om de dienst Openbare Werken opdracht te geven de werkelijke breedte van de doorgang van voetweg nr. 85 op te meten om na te gaan of de doorgang minstens 1,60 meter breed is? Impliceerde de aanmaning in de brief van 22 februari 2013 om de afsluiting binnen de twee dagen te verwijderen niet reeds dat het college van oordeel was dat de vereiste breedte niet werd gerespecteerd?
  3. Waarom wordt in het besluit van 23 april 2013 van het college van burgemeester en schepenen niet langer verwezen naar een vrije breedte van minstens 3,10 meter, maar slechts naar een doorgang van 1,60 meter? Wat dan met de gemeentelijke bouwverordening van 23 mei 1996 op het plaatsen van afsluitingen langs buurtwegen en gemeentewegen, waarvan artikel 3 bepaalt dat afsluitingen moeten worden geplaatst op minstens 1,5 meter van de grens van de weg indien de weg een wettelijke breedte heeft van minder dan 3 meter? Is het college plots van oordeel dat deze bepaling niet moet worden gerespecteerd?
  4. Wat was het resultaat van de opmetingen door de dienst Openbare Werken? Werd de wettelijke breedte gerespecteerd? Zo nee, werd daarvan door de politie proces-verbaal opgemaakt en werd opdracht gegeven tot het verwijderen van de belemmeringen op de voetweg nr. 85?"