GR20111215 punt 5: Stedelijke vrijwillige brandweerdienst - Nieuw reglement voor de organisatie van de gemeentelijke brandweerdienst

DE RAAD,

 

Gelet op de bepalingen van de nieuwe gemeentewet, inzonderheid hoofdstuk II van titel I en op de artikelen 145 tot 149;

 

Gelet op het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en latere aanpassingen, inzonderheid titel VIII – bestuurlijk toezicht en externe audit;

 

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming;

 

Gelet op het K.B. van 8 november 1967 houdende voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand;

 

Gelet op het koninklijk besluit van 6 mei 1971 tot vaststelling  van de modellen van de gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdiensten en latere wijzigingen;

 

Gelet op de organieke korpsverordening van de stedelijke vrijwillige brandweerdienst, vastgesteld op 22 juni 2006, en latere wijzigingen;

 

Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 1999 en zijn latere wijzigingen houdende vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten;

 

Overwegende dat het noodzakelijk is om het organiek reglement van de gemeentelijke vrijwillige brandweer in overeenstemming te brengen met de gewijzigde wettelijke bepalingen;

 

Overwegende dat het opportuun is om het  beroepskader van de gemeentelijke vrijwillige brandweer uit te breiden met een kapitein dienstchef en één sergeant, omwille van het multidisciplinaire karakter van het nood- en interventieplan en de veelheid aan taken van de hogere graden binnen de vrijwillige brandweer;

 

Overwegende dat voorgesteld wordt om  drie vrijwillige brandweermannen te bevorderen tot de graad van adjudant;

 

Overwegende dat het aangewezen is om het personeelskader dat belast is met bijzondere taken, uit te breiden met 20 ambulanciers om  in de toekomst een optimale dienstverlening van de dienst 100 te kunnen blijven garanderen;

 

Overwegende dat personen vaak bereid zijn om ambulancier te worden bij de dienst 100, maar dit niet wensen te cumuleren met de taak van bandweerman;

 

Overwegende dat in het kader van brandpreventie het aangewezen is één consulent preventie te voorzien bij het vrijwilligerspersoneel;

 

Gelet op de opmerkingen van het inspectieverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken van 28 januari 2011;

 

Overwegende dat de opmerkingen van de inspectie werden verwerkt in het voorliggende reglement;

 

Overwegende dat omtrent het huidig voorstel overleg gepleegd werd met de vertegenwoordigers van de vakbonden op……december 2011;

 

 

BESLUIT, met

 

Het bestaande reglement voor de organisatie van de gemeentelijke vrijwillige brandweer wordt opgeheven en vervangen door een nieuw reglement, waarvan de tekst als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

 

Dit besluit wordt, samen met het ontwerp van nieuw reglement, gestuurd naar de toezichthoudende overheid, met het oog op de goedkeuring ervan.

 

Een afschrift wordt gestuurd aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdienst.

 

 

GEMEENTELIJK REGLEMENT BETREFFENDE DE ORGANISATIE VAN DE BRANDWEERDIENST

 

Goedgekeurd door de Gemeenteraad op

Goedgekeurd door de Heer Gouverneur op

HOOFDSTUK I

STRUCTUUR

 

Art. 1. De brandweerdienst behoort tot de categorie Z. Hij is het centrum van de gewestelijke groep, zoals deze is vastgesteld door de provinciegouverneur bij toepassing van artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Hij is een vrijwilligersdienst.

Art. 2. Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeester, wordt de dienst geleid door de officier-dienstchef. Deze draagt in het raam van dit organiek reglement, van het reglement van orde en van de onderrichtingen die hem door de burgemeester worden verstrekt, de verantwoordelijkheid voor de organisatie, de goede werking en de tucht van de dienst.

Bij afwezigheid van de dienstchef worden diens bevoegdheden door de aanwezige officier of, bij dezes ontstentenis, door de aanwezige onderofficier met de hoogste graad uitgeoefend. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier of, bij deze ontstentenis, door de onderofficier met de meeste graadanciënniteit.

Bij interventie op het grondgebied van een andere gemeente mag niet uit het oog verloren worden dat de bevoegdheid van de Burgemeester van die gemeente onaangetast blijft.

 

Art. 3 De brandweerdienst is belast met de taken die hem opgedragen zijn krachtens de wetten en reglementen inzake brandbestrijding, hulpverlening en dringende geneeskundige hulpverlening. De brandweerdienst wordt bovendien belast met taken inzake brandvoorkoming; die taken omvatten het geven van adviezen, alsook het uitoefenen van bewaking en controle overeenkomstig de terzake geldende reglementen.(art 22 en 22bis KB 08/11/1967)

 

De leden van de brandweerdienst mogen als zodanig niet ingezet worden voor andere taken, dan die welke voor de dienst vastgesteld zijn.

 

Art. 4 De dienst wordt derwijze georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kaders) ten allen tijde klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd op te treden.

Het beroepspersoneel is, wat  de prestaties betreft, onderworpen aan dezelfde wekelijkse arbeidsduur als het overige gemeentepersoneel.

 

Art. 5 De leden vrijwilligers van de dienst kunnen door de officier – dienstchef of zijn plaatsvervanger opgeroepen worden in de volgende gevallen:

  1. voor elke interventie of taak die tot de opdrachten van de brandweerdienst behoort;
  2. voor de permanente vorming: theoretische opleidingen en praktijkoefeningen, waarvan het minimum aantal op drie per kwartaal wordt vastgesteld.
  3. voor administratieve en onderhoudstaken in de kazerne;
  4. voor inspecties.

Zij kunnen eveneens voor dienstnoodwendigheden door de burgemeester worden opgeroepen. 

Art. 6 De brandweerdienst omvat het volgende personeel:

Categorieën

Graden

Aantal betrekkingen Beroepspersoneel

Aantal betrekkingen Vrijwillig personeel

I. Operatief personeel

 

 

 

1. Officier-Dienstchef

Kapitein

1

 

2. Officieren

Luitenant of Onderluitenant

1

3

3. Onderofficieren

Adjudant

 

4

 

Eerste-sergeant (1) of

 

 

8

 

Sergeant

1 (2)

 

4. Korporaals

Korporaal

1 (2)

8

5. Brandweermannen

 

4

60

Totaal I

 

7

83

II. Personeel belast met bijzondere taken

 

 

 

1. Officier-geneesheer

 

 

1

2. Hulpverlener-Ambulancier

 

 

30

3. Consulent preventie

 

 

1

Totaal II

 

 

32

 

 

 

 

Algemeen totaal

 

 

115

 

(1) uitdovend

(2) 1 persoon

 

HOOFDSTUK II

PERSONEEL

 

Functieprofielen en taakomschrijvingen, die als evaluatiecriteria worden gebruikt, evenals de evaluatieprocedure zelf, zijn opgenomen in het Reglement van Orde. Zij worden door de gemeenteraad vastgelegd.

Kandidaten, geslaagd in het ingangsexamen, worden opgenomen in een wervingsreserve. Wanneer zij definitief iedere benoeming verzaken, verliezen zij hun aanspraken en worden uit de reserve geschrapt.

Kandidaten die tijdelijk verzaken, worden slechts opnieuw op hun oorspronkelijke plaats in de rangorde van de wervingsreserve opgenomen voor zover zij hiertoe bij aangetekend schrijven, gericht aan het college van burgemeester en schepenen, zelf de wens hebben uitgedrukt.

Kandidaten die geen gevolg geven aan een aangetekende uitnodiging voor het begeven van een vacature worden geacht tijdelijk te verzaken.

Art. 7 Het beroepspersoneel heeft de hoedanigheid van gemeentepersoneel.

Het vrijwilligerspersoneel heeft die hoedanigheid niet. Tijdens de duur van de prestaties bij de brandweerdienst, valt het onder het stelsel bepaald door dit reglement en door de dienstnemingakte.

I. Andere personeelsleden dan de officieren

Sectie 1 - Aanwerving

 

Art. 8 Nihil

A. Bepalingen voor het beroepspersoneel.

Art. 9 Elke benoeming in vast verband wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 12 tot 15. Behoudens andersluidende bepalingen, betreffende uitsluitend bijzondere ambten, geschiedt de aanwerving in de graad van brandweerman.

De aanwervingvoorwaarden voor het beroepspersoneel zijn de volgende:

  1. Onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie.
  2. Woonachtig zijn, uiterlijk zes maanden na het einde van de stage, in de gemeente waar de brandweerdienst gevestigd is, of binnen een straal van 15 km waarvan de brandweerkazerne het beginpunt is.

Een lid van de brandweer dat niet voldoet aan de woonplaatsverplichting maar toch over de mogelijkheid beschikt om binnen een zeer korte tijdspanne na een oproep de brandweerkazerne te bereiken, kan aan de gemeenteraad een afwijking op de woonplaatsverplichting vragen. De gemeenteraad kan, rekening houdende met de omstandigheden van het individueel geval een afwijking op de woonplaatsverplichting toestaan.                                                                                                                                             

  1. Ten minste 18 jaar zijn.

        De minimumleeftijdsgrens moet bereikt zijn op de dag van de indiensttreding.

  1. Ten minste 1,60 m groot zijn.
  2. Een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie waarvoor gesolliciteerd wordt. Het passend gedrag wordt getoetst aan de hand van een uittreksel uit het strafregister. Het uittreksel mag niet ouder zijn dan drie maanden. Als daarop een ongunstige vermelding voorkomt, mag de kandidaat daarover een verklarende nota voorleggen.
  3. In orde zijn met de dienstplichtwetten.
  4. Lichamelijk geschikt bevonden zijn bij een geneeskundig onderzoek dat altijd voorafgaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, of bij ontstentenis, door een door de gemeenteraad aangewezen geneesheer.

 

Dit onderzoek omvat:

- een algemeen somatisch onderzoek (algemeen uitzicht, littekens, verminkingen, misvormingen);

- een onderzoek van het voortbewegingstelsel (skelet, gewrichten, spieren);

- een onderzoek van de hartvaten (hart, pols, bloeddruk, aderspat);

- een onderzoek van het ademhalingsstelsel (neus, keel, luchtpijp, longen);

- een onderzoek van het abdomen (buik, organen, breuken);

- een neurologisch onderzoek (Romberg, pupilreflexen, peesreflexen, cremasterreflexen, tremor);

- een onderzoek van het psychisme (algemeen gedrag, emotiviteit);

- een onderzoek van de endocriene organen (schildklier);

- een urineonderzoek (eiwit, suiker);

- een onderzoek van de gezichtsscherpte (met en zonder bril);

- een onderzoek van het gehoor

  1. Slagen voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid. Op die proeven staan punten. De punten worden toegekend conform de criteria die opgenomen zijn in de bijlage 1 bij de aanwerving en de bijlage 2 bij de benoeming en tijdens de verdere loopbaan. Het geneeskundig onderzoek en de proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn eliminerend en gaan elke andere selectieproef vooraf.

De proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn de volgende:

  1. Dragen over 50 m :

Een persoon van + eigen gewicht dragen over een afstand van 50 m. in brandweergreep.

Het startsein wordt gegeven als de last is opgenomen.

Twee pogingen, met een tussenpoos van 30' worden toegestaan. Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.1.

 

  1. Lengtesprong :

Vanuit stand, de voeten samen, zo ver mogelijk springen. De afstand wordt bepaald door het dichtst bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt.

  Twee pogingen, met een tussenpoos van 5', worden toegestaan.

  Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.2.

 

  1. Pompen :

Het lichaam, dat op de handen en op de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan.

Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken.

Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.3

 

  1. Optrekken :

In hang aan een horizontale baar met de armen volledig gestrekt en de handpalmen weg van het aangezicht, de armen buigen tot de kin boven de baar uitkomt. Nadien terug uitzakken tot de armen volledig gestrekt zijn.

Het toestel wordt op zodanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.4.

 

E.      Evenwicht :

          De evenwichtsbalk van 7 tot 10 cm breed,  3,5 m. lang, geplaatst op een hoogte van 1,2 m., overschrijden in 8". Vrije manier van op- en afstijgen zonder hulpmiddelen; de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van het parcours, v??r de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom. Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan.

 

  1. Touwklimmen :

Op een vrije manier het touw opklimmen tot de voeten op een hoogte van 4 m. zijn; in 15" Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam.

Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 minuten, worden toegestaan.

 

 

  1. Ladder :

Het beklimmen van de vrijstaande luchtladder, 20 meter uitgeschoven, helling van 70°, in 50 seconden.

De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan voor de start.

Beveiliging met veiligheidsgordel en touw vanuit de korf.

Twee pogingen, met een tussenpoos van 15', worden toegestaan.

 

H.     Zwemmen :

50 meter zwemmen zonder tussenpozen.

Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.8.

 

I.       Uithoudingstest :

Het lopen van 2.400 meter in een zo kort mogelijke tijd.

Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.9.

 

  1. Hoogteproef :

Door middel van een touw dient de kandidaat vanaf 10 meter hoogte het grondniveau te bereiken. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van een afdaaltoestel.

Twee pogingen, met een tussenpoos van 15', worden toegestaan.

 

  1. Claustrofobietest :

Het blindlopen in een onbekende ruimte zonder het vertonen van paniekverschijnselen.

 

         De behaalde score voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid wordt herrekend naar een score op 50 punten.

De kandidaat dient minstens 60% te behalen op het totaal van de proeven. Het niet behalen van 50% op de proeven E, G, H, J en K is eliminerend.

  1. Voor de graad van brandweerman : minstens een diploma van H.S.O. hebben behaald of daarmee gelijkgesteld onderwijs.

       

  1. Slagen voor een selectieproef met als programma:

a)               een schriftelijk gedeelte: over een onderwerp van algemene aard in verband met het beroep van brandweerman. (50 punten).

b)               een mondelinge proef : Evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat, met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein. (50 punten)

 

Om voor deze selectieproef te slagen, moeten de kandidaten in elke proef 50 % en in het totaal van de proeven 60 % van de punten behalen.

Voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en de selectieproeven, zal het college van burgemeester en schepenen telkenmale de leden van de examencommissie aanduiden.

Naast de officier-dienstchef kan het college van burgemeester en schepenen deskundigen aanduiden die in staat zijn de waarde van de kandidaten te beoordelen op grond van de proeven. Het college van burgemeester en schepenen organiseert de examens overeenkomstig de bepalingen van het administratief statuut van het gemeentepersoneel en overeenkomstig het examenreglement, zoals vastgesteld in bijlage 4 van het administratief statuut (GR. 25.03.1999).

De leden van de gemeenteraad en de afgevaardigden van de syndicaten kunnen als waarnemer worden toegelaten.

De selectieproef is getrapt vergelijkend.

De examencommissie zal een lijst opmaken van de geslaagde kandidaten met rangschikking in de orde van de behaalde resultaten verdeeld over drie groepen (A-B-C). De A-groep vertegenwoordigt de resultaten ³ 80%, de C-groep de resultaten < 70% en de B-groep de resultaten daartussenin.

De gemeenteraad zal uit deze lijst de kandidaten aanduiden die tot de stage worden toegelaten. Voorrang wordt verleend aan de kandidaten gerangschikt in groep A.

Bij ontstentenis van kandidaten behorend tot de groep A dient steeds beroep gedaan te worden op kandidaten van groep B.

Bij ontstentenis van kandidaten behorend tot groep A en B dient een beroep gedaan te worden op kandidaten van groep C.

 

De laureaten die niet tot de stage worden toegelaten worden in een wervingsreserve opgenomen, waarvan de geldigheidsduur drie jaar bedraagt.

 

11.  Houder zijn, uiterlijk op het einde van de stage, van het rijbewijs van minstens categorie C.

 

12. Houder zijn, uiterlijk tegen het einde van stage, van het brevet van hulpverlener-    ambulancier, zoals voorzien in de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende medische hulpverlening, gewijzigd bij wet van 22 februari 1994 houdende sommige bepalingen inzake volksgezondheid (B.S. 28.05.1994) en tevens houder zijn van een geldige badge van ambulancier en aldus geregistreerd zijn in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, afgeleverd door de Federale overheidsdienst van Volksgezondheid.

      Deze opleidingen zijn ten laste van het bestuur.

B. Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel.

Art. 10. Elke effectieve indienstneming wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 12 tot 15.

Behoudens andersluidende bepalingen, betreffende uitsluitend bijzondere ambten, geschiedt de aanwerving in de graad van brandweerrman-vrijwilliger.

De aanwervingvereisten voor de graad van brandweerman vrijwilliger zijn de volgende:

1.   Onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie

2.   Woonachtig zijn, uiterlijk zes maanden na het einde van de stage, in de gemeente waar de brandweerdienst gevestigd is, of binnen een straal van 7 km waarvan de brandweerkazerne het beginpunt is.

       Een lid van de brandweer dat niet voldoet aan de woonplaatsverplichting maar toch over de mogelijkheid beschikt om binnen een zeer korte tijdspanne na een oproep de brandweerkazerne te bereiken, kan aan de gemeenteraad een afwijking op de woonplaatsverplichting vragen. De gemeenteraad kan, rekening houdende met de omstandigheden van het individueel geval een afwijking op de woonplaatsverplichting toestaan.

3.   Ten minste 18 jaar zijn.

       De minimumleeftijdsgrens moet bereikt zijn op de dag van de indiensttreding op proef.

4.   Ten minste 1,60 m groot zijn.

5.   Een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie waarvoor gesolliciteerd wordt. Het passend gedrag wordt getoetst aan de hand van een uittreksel uit het strafregister. Het uittreksel mag niet ouder zijn dan drie maanden. Als daarop een ongunstige vermelding voorkomt, mag de kandidaat daarover een verklarende nota voorleggen.

6.   In orde zijn met de dienstplichtwetten.

7.   Lichamelijk geschikt bevonden zijn bij een geneeskundig onderzoek dat altijd vooraf gaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of, bij ontstentenis, door een door de gemeenteraad aangeduid geneesheer.

Dit onderzoek omvat:

- een algemeen somatisch onderzoek (algemeen uitzicht, littekens, verminkingen, misvormingen);

- een onderzoek van het voortbewegingsstelsel (skelet, gewrichten, spieren);

- een onderzoek van de hartvaten (hart, pols, bloeddruk, aderspat);

- een onderzoek van het ademhalingsstelsel (neus, keel, luchtpijp, longen);

- een onderzoek van het abdomen (buik, organen, breuken);

- een neurologisch onderzoek (Romberg, pupilreflexen, peesreflexen, cremasterreflexen, tremor);

- een onderzoek van het psychisme (algemeen gedrag, emotiviteit);

- een onderzoek van de endocriene organen (schildklier);- een urineonderzoek (eiwit, suiker);

- een onderzoek van de gezichtsscherpte (met en zonder bril);- een onderzoek van het gehoor

 

8.   Slagen voor proeven inzake lichamelijke geschiktheidOp die proeven staan punten. De punten worden toegekend conform de criteria die opgenomen zijn in bijlage 1 bij de aanwerving en bijlage 2 bij de benoeming en tijdens de verdere loopbaan. Het geneeskundig onderzoek en de proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn eliminerend en gaan elke andere selectieproef vooraf.

 

De proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn de volgende :

  1. Dragen over 50 m : Een persoon van + eigen gewicht dragen over een afstand van 50 m. in brandweergreep.

Het startsein wordt gegeven als de last is opgenomen.

   Twee pogingen, met een tussenpoos van 30' worden toegestaan. Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.1.

 

  1. Lengtesprong : Vanuit stand, de voeten samen, zo ver mogelijk springen. De afstand wordt bepaald door het dichtst bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt.

  Twee pogingen, met een tussenpoos van 5', worden toegestaan.

  Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.2.

                                                                                                                                                                                                                                      

  1. Pompen :

Het lichaam, dat op de handen en op de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan.

Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken.

Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.3

 

  1. Optrekken :

 In hang aan een horizontale baar met de armen volledig gestrekt en de handpalmen weg van het aangezicht, de armen buigen tot de kin boven de baar uitkomt. Nadien terug uitzakken tot de armen volledig gestrekt zijn.

Het toestel wordt op zodanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.4.

 

E.      Evenwicht :

          De evenwichtsbalk van 7 tot 10 cm breed,  3,5 m. lang, geplaatst op een hoogte van 1,2 m., overschrijden in 8". Vrije manier van op- en afstijgen zonder hulpmiddelen; de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van het parcours, v??r de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom. Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan.

 

  1. Touwklimmen :

Op een vrije manier het touw opklimmen tot de voeten op een hoogte van 4 m. zijn; in 15" Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam.

Twee pogingen, met een tussenpoos van 15 minuten, worden toegestaan.

 

  1. Ladder :

Het beklimmen van de vrijstaande luchtladder, 20 meter uitgeschoven, helling van 70°, in 50 seconden.

De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan voor de start.

Beveiliging met veiligheidsgordel en touw vanuit de korf.

Twee pogingen, met een tussenpoos van 15', worden toegestaan.

 

H.     Zwemmen :

50 meter zwemmen zonder tussenpozen.

          Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.8.

 

I.       Uithoudingstest :

          Het lopen van 2.400 meter in een zo kort mogelijke tijd.

          Selectiecriteria : zie bijlage 1 tabel 1.9.

 

  1. Hoogteproef :

Door middel van een touw dient de kandidaat vanaf 10 meter hoogte het grondniveau te bereiken. Hiertoe kan gebruik gemaakt worden van een afdaaltoestel.

Twee pogingen, met een tussenpoos van 15', worden toegestaan.

 

  1. Claustrofobietest :

Het blindlopen in een onbekende ruimte zonder het vertonen van paniekverschijnselen.

De behaalde score voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid wordt herrekend naar een score op 50 punten.

De kandidaat dient minstens 60% te behalen op het totaal van de proeven. Het niet behalen van 50% op de proeven E, G, H, J en K is eliminerend.

 

9. Niet van toepassing.

 

10.  Slagen voor een selectieproef met als programma :

a)               een schriftelijk gedeelte: over een onderwerp van algemene aard in verband met het beroep van brandweerman (50 punten).

b)               een mondelinge selectieproef : evaluatie van de overeenstemming van het profiel van de kandidaat, met de specifieke vereisten van de functie, evenals van zijn motivatie en van zijn interesse voor het werkterrein (50 punten).

Om voor deze selectieproef te slagen, moeten de kandidaten op elke proef 50 % en in het totaal van de proeven 60 % van de punten behalen.

Voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en de selectieproeven, zal het college van burgemeester en schepenen telkenmale de leden van de examencommissie aanduiden. Naast de officier-dienstchef kan het college van burgemeester en schepenen deskundigen aanduiden die in staat zijn de waarde van de kandidaten te beoordelen op grond van de proeven.

Het college van burgemeester en schepenen organiseert de examens overeenkomstig de bepalingen van het administratief statuut van het gemeentepersoneel en overeenkomstig het examenreglement, in bijlage 4 van het administratief statuut (GR. 25.03.1999).

De leden van de gemeenteraad en de afgevaardigden van de syndicaten kunnen als waarnemer worden toegelaten.

De selectieproef is getrapt vergelijkend.

De examencommissie zal een lijst opmaken van de geslaagde kandidaten met rangschikking in de orde van de behaalde resultaten verdeeld over drie groepen (A-B-C). De A-groep vertegenwoordigt de resultaten ³ 80%, de C-groep de resultaten < 70% en de B-groep de resultaten daartussenin.

De gemeenteraad zal uit deze lijst de kandidaten aanduiden die tot de stage worden toegelaten. Voorrang wordt verleend aan de kandidaten gerangschikt in groep A.

Bij ontstentenis van kandidaten behorend tot de groep A dient steeds beroep gedaan te worden op kandidaten van groep B.

Bij ontstentenis van kandidaten behorend tot groep A en B dient een beroep gedaan te worden op kandidaten van groep C.

 

De laureaten die niet tot de stage worden toegelaten worden in een wervingsreserve opgenomen, waarvan de geldigheidsduur drie jaar bedraagt.

 

  1. Houder zijn, uiterlijk op het einde van de stage, van het rijbewijs van minstens categorie B. Voor de vrijwilligers-autogeleiders is het rijbewijs van minstens categorie C vereist.
  2. Niet van toepassing.

 

Art. 10bis  De aanwervingvoorwaarden voor de functie van hulpverlener-ambulancier vrijwilliger zijn:

      1. Onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie

      2. Woonachtig zijn, uiterlijk zes maanden na het einde van de stage, in de gemeente waar de brandweerdienst gevestigd is, of binnen een straal van 7 km waarvan de brandweerkazerne het beginpunt is.

Een lid van de brandweer dat niet voldoet aan de woonplaatsverplichting maar toch over de mogelijkheid beschikt om binnen een zeer korte tijdspanne na een oproep de brandweerkazerne te bereiken, kan aan de gemeenteraad

      Een lid van de brandweer dat niet voldoet aan de woonplaatsverplichting maar toch over de mogelijkheid beschikt om binnen een zeer korte tijdspanne na een oproep de brandweerkazerne te bereiken, kan aan de gemeenteraad een afwijking op de woonplaatsverplichting vragen. De gemeenteraad kan, rekening houdende met de omstandigheden van het individueel geval een afwijking op de woonplaatsverplichting.

3. Ten minste 18 jaar zijn.

      De minimumleeftijdsgrens moet bereikt zijn op de dag van de indiensttreding op proef.

4. Ten minste 1,60 m groot zijn.

 

5.Een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie waarvoor gesolliciteerd wordt. Het passend gedrag wordt getoetst aan de hand van een uittreksel uit het strafregister, model 2. Het uittreksel mag niet ouder zijn dan drie maanden. Als daarop een ongunstige vermelding voorkomt, mag de kandidaat daarover een verklarende nota voorleggen.

6. In orde zijn met de dienstplichtwetten.

7. Lichamelijk geschikt bevonden zijn bij een geneeskundig onderzoek dat altijd voorafgaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, of bij ontstentenis, door een door de gemeenteraad aangewezen geneesheer.

 

Dit onderzoek omvat:

- een algemeen somatisch onderzoek (algemeen uitzicht, littekens, verminkingen, misvormingen)

- een onderzoek van het voortbewegingsstelsel (skelet, gewrichten, spieren)

- een onderzoek van de hartvaten (hart, pols, bloeddruk, aderspat);

- een onderzoek van het ademhalingsstelsel (neus, keel, luchtpijp, longen);

- een onderzoek van het abdomen (buik, organen, breuken);

- een neurologisch onderzoek (Romberg, pupilreflexen, peesreflexen, cremasterreflexen, tremor);

- een onderzoek van het psychisme (algemeen gedrag, emotiviteit);

- een onderzoek van de endocriene organen (schildklier);- een urineonderzoek (eiwit, suiker);

- een onderzoek van de gezichtsscherpte (met en zonder bril);

- een onderzoek van het gehoor

 

8. Slagen voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid, omvattende:

A Dragen van een berrie door 2 personen, waarvan minstens 1 de deelnemende kandidaat is, belast met één persoon van hetzelfde gewicht, op 5 kg na, als de kandidaat-drager met evenwel een minimum van 75 kg. De berrie met belasting dient verplaatst te worden over een afstand van 50 meter zonder de berrie neer te zetten.

B. Dragen van een draagstoel door 2 personen, waarvan minstens 1 de deelnemende kandidaat is, belast met één persoon van hetzelfde gewicht, op 5 kg na, als de kandidaat-drager evenwel met een minimum van 75kg. De draagstoel onder belasting dient via een trap één verdieping lager gebracht te worden zonder deze neer te zetten

C. 500 meter lopen in 2min50sec.

 

Voor het afnemen van de lichamelijke proeven stelt het college van burgemeester en schepenen een examencommissie samen. De officier-dienstchef of zijn afgevaardigde en de preventieadviseur-geneesheer maken van ambtswege deel uit van de examencommissie.

 

9. – Houder zijn van een brevet van hulpverlener-ambulancier, zoals voorzien in de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, gewijzigd bij wet van 22 februari 1994 houdende sommige bepalingen inzake volksgezondheid, die tevens houder zijn van een geldige 100 - badge en aldus geregistreerd zijn in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, afgeleverd door het FOD Volksgezondheid.(GR. 19.06.2008)

 

      of

- Houder zijn van een diploma verpleger of verpleegster of gelijkgestelde, die tevens gemachtigd zijn de bijzondere beroepstitel intensieve zorgen en spoedgevallenzorg te dragen.

De stagedoende hulpverlener-ambulancier is ertoe gehouden binnen de stageperiode een geldige badge van hulpverlener-ambulancier te bekomen en aldus geregistreerd zijn in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, afgeleverd door het FOD Volksgezondheid.

(GR.19.06.2008)

 

of

 

- Houder zijn van een diploma verpleger of verpleegster of gelijkgestelde die niet beschikken over de bijzondere beroepstitel intensieve zorgen en spoedgevallenzorg. De stagedoende hulpverlener-ambulancier is ertoe gehouden binnen de stageperiode het brevet van hulpverlener-ambulancier, zoals voorzien in de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende medische hulpverlening, te behalen om aldus een geldige badge van hulpverlener-ambulancier te bekomen en geregistreerd te zijn in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, afgeleverd door het FOD Volksgezondheid.

(GR. 19.06.2008)

Deze opleiding is ten laste van het bestuur.

 

10. Slagen voor een mondelinge selectieproef.

 

De examencommissie zal een lijst opmaken van de geslaagde kandidaten met rankschikking in de orde van de behaalde resultaten verdeeld over drie groepen (A-B-C). De A-groep vertegenwoordigt de resultaten ³ 80%, de C-groep de resultaten < 70% en de B-groep de resultaten daar tussenin.

De gemeenteraad zal uit deze lijst de kandidaten aanduiden die tot de stage worden toegelaten. Voorrang wordt verleend aan de kandidaten gerangschikt in groep A.

Bij ontstentenis van kandidaten behorend tot de groep A dient steeds beroep gedaan te worden op kandidaten van groep B.

Bij ontstentenis van kandidaten behorend tot groep A en B dient een beroep gedaan te worden op kandidaten van groep C.

 

De laureaten die niet tot de stage worden toegelaten worden in een wervingsreserve opgenomen, waarvan de geldigheidsduur drie jaar bedraagt.

 

Art. 11 De leden-vrijwilligers ondertekenen, vóór hun indiensttreding als stagiair, een dienstnemingcontract voor de duur van de stage. Zij kunnen hun dienstneming ten allen tijde verbreken met een maand opzegging.

Het dienstnemingscontract dat de leden-vrijwilligers als stagiair ondertekenen, vermeldt :

1. Naam, voorna(a)m(en), geboorteplaats en geboortedatum, evenals de woonplaats;

2. De dag met ingang waarvan de vrijwilliger in dienst is genomen;

3. De graad en de vergoeding welke de vrijwilliger wordt toegekend;

4. De ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis arbeidsongevallen;

5. De ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis overlijdensverzekerig;

6. De verklaring van kennisname van en onderwerping aan het organiek reglement en het reglement van orde.

 

Sectie 2

Stage en opleiding

Art. 12. Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij aan de aanwervingvereisten voldoet. De duur van de stage bedraagt één jaar.

De stagiairs zijn ertoe gehouden de opleiding te volgen welke te hunne behoeve gegeven worden. Meer bepaald zijn zij geacht tijdens hun stage als:

Stagiair Brandweerman-vrijwilliger :

-          het brevet te behalen van brandweerman, uitgereikt door een erkend provinciaal centrum voor de opleiding van de gemeentelijke brandweerdiensten.

Stagiair Beroepspersoneel (brandweerman) :

-          het brevet te behalen van brandweerman, uitgereikt door een erkend provinciaal centrum voor de opleiding van de gemeentelijke brandweerdiensten.

-          het rijbewijs C te behalen.

-          het brevet te behalen van hulpverlener-ambulancier, zoals voorzien in de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende medische hulpverlening.

Het beroepspersoneel dient tevens houder te zijn van een geldige badge van hulpverlener-ambulancier en aldus geregistreerd te zijn in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, afgeleverd door het FOD Volksgezondheid.

(GR. 19.06.2008)

 

Stagiair Hulpverlener-ambulancier :

-          als verpleegkundige het brevet te behalen van hulpverlener-ambulancier zoals voorzien in de wet van 08 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening in een erkend opleidingscentrum voor de opleiding van hulpverlener-ambulancier. Zij die beschikken over een bijzondere beroepstitel intensieve zorgen en spoedgevallenzorg worden vrijgesteld van bovenvermeld brevet.

-          worden zij geacht tijdens de stage een geldige 100 - badge te verkrijgen om aldus geregistreerd te zijn in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, afgeleverd door het FOD Volksgezondheid.

De stagiairs zijn ertoe gehouden hun lichamelijke conditie te verbeteren teneinde in staat te zijn zware lichamelijke taken efficiënt, veilig en snel uit te voeren. De fysieke vereisten aan dewelke zij moeten voldoen om vast benoemd te worden of effectief in dienst te treden zijn de volgende : zie bijlage 2 "criteria bij benoeming of effectieve indiensttreding en tijdens de verdere loopbaan".

Art. 13 De dienstchef en de leider van de operaties waken erover dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming zulks toelaat.

Art. 14 De stagecommissie, samengesteld uit de dienstchef, officieren en onderofficieren, maakt aan het einde van de stage, ten behoeve van de benoemende of indienstnemende overheid, een verslag op voor ieder stagiair. Ze stelt voor :

-  hetzij de benoeming in vast verband voor een beroepsstagiair of de effectieve indienstneming voor een stagiair-vrijwilliger ;

-  hetzij de verlenging van de stagetermijn voor een duur van ten hoogste tweemaal zes maanden

-  hetzij de afdanking. Dit kan eveneens tijdens de stage, en eventueel tijdens de verlengde stage, volgens dezelfde procedure worden voorgesteld wanneer de wijze van dienen van de stagiair te wensen overlaat.

Art. 15 Het in artikel 14 bedoelde verslag wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door hem medeondertekend. Deze beschikt over een termijn van acht dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving, om een bezwaar in te dienen bij de benoemende of indienstnemende overheid.

Het is hem/haar toegelaten zich te laten bijstaan door een verdediger van zijn/haar keuze.

Sectie 3

Benoeming, indienstneming en loopbaan

Art. 16 Op grond van het einde-stageverslag :

-  kan de stagiair in vast verband benoemd worden als hij lid is van het beroepspersoneel ;

-  kan de vrijwilliger effectief in dienst genomen worden. Het dienstnemingscontract dat de vrijwilliger ondertekent bij zijn effectieve indienstneming, voor de duur van vijf jaar, bevat dezelfde vermeldingen als het dienstnemingscontract bedoeld in artikel 11. Deze dienstneming wordt stilzwijgend hernieuwd indien door de bevoegde gemeentelijke overheid niet binnen een periode van uiterlijk 3 maanden voor het verstrijken van het contract beslist werd om dit niet te verlengen.

 

Art. 16bis : Het beroepsbrandweerpersoneel tot en met de graad van onderofficier en de hulpverleners-ambulanciers zijn ertoe gehouden zich tijdens hun loopbaan periodiek bij te scholen om een geldige badge van ambulancier te houden en aldus geregistreerd te blijven zijn in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, afgeleverd door het FOD Volksgezondheid.

Art. 17 Wanneer een bij bevordering te begeven betrekking openvalt, wordt het personeel van de dienst daarvan door middel van een dienstnota in kennis gesteld. In die nota worden opgegeven de te vervullen voorwaarden, de eventueel opgelegde proeven en de stof ervan, alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen. De kennisgeving moet minstens 14 kalenderdagen voor de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen gebeuren.

Art. 18 Elke kandidatuur moet rechtstreeks en schriftelijk aan de burgemeester worden gericht.

Art. 19 De vereisten  voor toegang tot de bevorderingsgraden zijn de volgende :

 

a) Korporaal

1)    ten minste 3 jaar dienstanciënniteit in de graad van brandweerman tellen, inclusief stageperiode;

2)    een gunstig advies van de officier-dienstchef bekomen;

3)    houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van korporaal;

4)    slagen voor een bevorderingsexamen, bestaande uit :

         - een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen,

                - een mondelinge proef.

 

b)    Sergeant

1)    minstens 6 jaar dienstanciënniteit in de graad van brandweerman of drie jaar graadanciënniteit als korporaal tellen

2)    gunstig advies van de officier-dienstchef bekomen;

3)    houder zijn van minstens een diploma van hoger secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld;

4)    houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van sergeant;

5)    slagen voor een bevorderingsexamen, bestaande uit :

- een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen,

- een mondelinge proef, bestaande uit het geven van modelles.

 

c)   Adjudant

 

1)    Minstens 3 jaar graadanciënniteit als sergeant of eerste sergeant of eerste sergeant of sergeant-majoor tellen.

2)    Een gunstig advies van de officier-dienstchef bekomen en houder zijn van minstens een diploma van hoger secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld;

3)    houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van adjudant;

4)    slagen voor een bevorderingsexamen, bestaande uit :

-          een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen,

-          een mondelinge proef, bestaande uit het geven van een modelles.

5) Houder zijn van een getuigschrift van de module "instructeur" van het opleidingsniveau officier, afgeleverd door de provinciale brandweerschool of een diploma van pedagogisch onderwijs;

      6) Wanneer deze graad niet kan begeven worden, hetzij bij ontstentenis van in aanmerking komende personeelsleden, hetzij wegens niet deelneming aan of mislukken voor de bekwaamheidsproef, komen in aanmerking, voor zover zij aan de voorwaarden onder 2, 3, 4 en 5 voldoen:

      - de titularissen van de graad van sergeant-majoor, eerste sergeant, sergeant, korporaal of brandweerman en ten minste negen jaar dienstanciënniteit tellen.

 

 

Aan de bevorderingsvoorwaarden moet voldaan zijn op het moment van de uiterste inschrijvingsdatum voor het bevorderingsexamen. Uiterlijk 14 kalenderdagen na de uiterste inschrijvingsdatum moet de kopie van het bedoelde brevet ingediend zijn. Kandidaten die het brevet niet binnen deze termijn indienen mogen niet deelnemen aan het examen.

Elk advies van de officier-dienstchef, hetzij gunstig of ongunstig, dient gemotiveerd te zijn en aan de belanghebbende betekend te worden.

Het advies van de officier-dienstchef bevat onderstaande criteria :

-          aanwezigheid bij interventies

-          aanwezigheid bij andere taken

-          behaalde brandweerbrevetten

-          algemeen gedrag binnen het korps

-          anciënniteit binnen de huidige graad

-          algemene dienstanciënniteit

 

Ingeval van ongunstig advies beschikt de kandidaat over een termijn van acht dagen, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving, om bezwaar in te dienen bij gemeenteraad. De gemeenteraad kan, indien de kandidaat dit wenst, deze horen.

 

Het bevorderingsexamen is getrapt vergelijkend. Het college van burgemeester en schepenen organiseert de examens overeenkomstig de bepalingen van het administratief statuut van het gemeentepersoneel en overeenkomstig het examenreglement in bijlage 4 van het administratief statuut (GR. 25.03.1999).

De selectiejury, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen, bestaat naast de officier-dienstchef uit deskundigen die in staat zijn de waarde van de kandidaten te beoordelen op grond van de proeven. Ten minste 50% van de leden van de examencommissies behoren niet tot het eigen personeel.

 

      De examencommissie zal een lijst opmaken van de geslaagde kandidaten met rangschikking in de orde van de behaalde resultaten verdeeld over drie groepen (A-B-C). De A-groep vertegenwoordigt de resultaten ³ 80%, de C-groep de resultaten < 70% en de B-groep de resultaten daar tussenin.

De gemeenteraad zal uit de lijst van geslaagde kandidaten kiezen. Voorrang wordt verleend aan de kandidaten uit de groep A.

Bij ontstentenis van kandidaten behorend tot de groep A dient steeds beroep gedaan te worden op kandidaten van groep B.

Bij ontstentenis van kandidaten behorend tot groep A en B dient een beroep gedaan te worden op kandidaten van groep C.

 

Art. 20 De benoeming, de indienstneming of de bevordering wordt door de burgemeester of zijn gemachtigde rechtstreeks aan de belanghebbende medegedeeld en ter kennis van de andere leden van de dienst gebracht.

II.   Alle personeelsleden

Sectie 1

Beëindiging van het ambt

A. Bepalingen voor het beroepspersoneel

Art. 21 Het ambt van de beroepsleden van de brandweerdienst eindigt definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting.

Ter zake van vrijwillig ontslag geldt dezelfde regeling als voor de andere gemeenteambtenaren.

Wanneer de betrokkene niet meer voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 9, dan wordt door de benoemende overheid het ontslag van ambtswege uitgesproken. (GR. 19.06.2008)

Afzetting wordt uitgesproken door de gemeenteraad. Zij behoeft goedkeuring van de provinciegouverneur voor de officieren.

Het ambt van de beroepsleden van de dienst eindigt eveneens wanneer de betrokkene definitief ongeschikt is tot het vervullen van zijn ambt, als bepaald in artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en in het koninklijk besluit van 20 februari 1963 houdende schorsing en beperking van de uitwerking van zekere regelen welke artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel inhoudt.

B. Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel.

Art. 22 Aan ieder lid, vrijwilliger van de dienst, dat eervol uit zijn ambt wordt ontslagen onder de voorwaarden gesteld in de artikelen 23 en 24, kan de eretitel van zijn graad worden verleend.

Art. 23 Het ambt van de leden-vrijwilligers van de dienst eindigt :

1°   bij het verstrijken van de duur van de dienstneming of van de wederdienstneming ;

2°   bij het bereiken van de leeftijdsgrens ; eervol ontslag wordt verleend aan de betrokkene bij het verstrijken van de maand waarin hij de leeftijd van zestig jaar bereikt ;

3°   door vrijwillig ontslag ; ontslag kan door de betrokkene te allen tijde, met opzegging van drie maanden worden gegeven ;

4°   door ontslag van ambtswege : dit ontslag vindt plaats op initiatief van de indienstnemende overheid, wanneer:

-          de betrokken brandweerman-vrijwilliger de in artikel 10 gestelde voorwaarden niet langer vervult

-          de betrokken hulpverlener-ambulancier vrijwilliger de in artikel 10bis gestelde voorwaarden niet langer vervult.;

5°   door afdanking : wordt door de gemeenteraad uitgesproken ten aanzien van ieder lid :

       a) wegens kennelijk wangedrag ;

       b) wegens miskenning van de tucht ;

       c) in het geval bedoeld in artikel 33.

Art. 24 Eervol ontslag kan worden verleend aan ieder lid-vrijwilliger van de dienst ;

-  die ten minste dertig jaar dienst telt ;

-  die, na tenminste tien jaren dienst, van ambtswege werd ontslagen ingevolge een hem in de dienst of naar aanleiding ervan overkomen ongeval.

Bij eervol ontslag mag het brandweerpersoneel in het bezit blijven van het uitgaanstenue.

Sectie 2

Plichten

A. Plichten die gelden voor alle leden.

Art. 25 De gemeenteraad bepaalt, bij een reglement van orde, de dienstbetrekkingen, de plichten van de leden en op algemene wijze de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement.

Art. 26 Het is de leden van de dienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zich persoonlijk gratificatiën of beloningen te vragen of te ontvangen.

Art. 27 De leden van de dienst zijn ertoe gehouden, ongeacht hun kwalificatie, deel te nemen aan de hulpoperaties waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt.

B. Bijzondere plichten van sommige leden.

Art. 28 De beroepskorporaal-huisbewaarder of de beroepssergeant-huisbewaarder

Als vergelding voor kosteloze huisvesting te zijner beschikking gesteld in het brandweerstation, wordt hij gelast met de taak van huisbewaarder voor de brandweerdienst.

Naast de functieprofielen en taakomschrijvingen zoals voorzien in het reglement van orde is hij in het bijzonder belast met:

-          het onderhoud van het rollend en ander materieel van de dienst

-          met het klaarmaken van de voertuigen en toestellen voor interventies

-          met het onderhoud van het brandweerstation

-          de ontvangst van oproepen voor hulpverleningen en de alarmering van de manschappen.

Indien hijzelf afwezig is, moet hij voor een doelmatige vervanging zorgen.

Art. 29 De officier-geneesheer moet :

1°   de kandidaten voor een betrekking in de dienst geneeskundig onderzoeken ;

2°   instaan voor de opleiding van de leden van de brandweerdienst inzake eerste zorgen en reanimatie en periodiek herscholingscursussen organiseren ;

3° de gegrondheid van de afwezigheid wegens ziekte nagaan;

4° de personeelsleden, die in dienst verwond worden, te verplegen, zelfs op de plaats van 
het ongeval ;

5° de personeelsleden informeren omtrent de mogelijkheid zich lastens de in dienst nemende overheid preventief te laten inenten tegen het hepatitis A en hepatitis B virus.

6° Het geneeskundig materieel periodiek nazien

C. Plichten in geval van interventies.

Art. 30 De beroepsleden van de dienst kunnen bij interventies, tot langere prestaties verplicht worden. Bij ernstige interventies kunnen alle personeelsleden van de dienst, zowel de vrijwilligers als de beroepsleden, op bevel van de dienstchef die er onmiddellijk de burgemeester van verwittigt, ertoe gehouden zijn zich onverwijld naar het kazernement te begeven.

Art. 31 De dienstchef treft alle dienstige voorzieningen in overeenstemming met het reglement van orde, opdat alle voertuigen en toestellen die voor een belangrijke interventie vereist zijn, gelijktijdig zouden kunnen worden ingezet.

Art. 32 Wanneer, tijdens een brand in de gemeente, voor het blussen of het beschermen van mensenlevens de gedeeltelijke sloping van een bouwwerk dringend vereist is, moet de leider van de operaties de bevelen van de burgemeester niet afwachten.

Sectie 3

Onverenigbaarheden

Art. 33 Onverminderd de gevallen van onverenigbaarheid genoemd in de nieuwe gemeentewet of in gemeentelijke reglementen, is er onverenigbaarheid tussen :

-     het ambt van beroepslid van een brandweerdienst en het ambt van lid-vrijwilliger van dezelfde brandweerdienst

-     het ambt van lid van een brandweerdienst en het ambt van lid van een politiedienst die deel uitmaakt van de openbare macht, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

      De overheid bekleed met de bevoegdheid tot benoeming of aanstelling, kan een lid van een brandweerdienst, dat terzelfdertijd lid is van de gemeentepolitie, toestaan de functie van brandweerman te blijven uitoefenen. Deze afwijking wordt verleend aan het lid van een brandweerdienst in dienst voor 1 april 1999 en voor zover dit nodig is om de continuïteit van de betrokken brandweerdienst te verzekeren.

Bovendien is het ieder lid van de dienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs door een tussenpersoon :

a)   in ondernemingen die materieel vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming, brandvoorkoming of brandbestrijding ;

b)   in ondernemingen, die brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of controleren.

Zodra de gemeenteraad de miskenning van een der vorenstaande onverenigbaarheden of verbodsbepalingen constateert, stelt hij de betrokkene in mora daaraan binnen zes maanden een einde te maken.

Ieder lid dat na verloop van die termijn, geen gevolg aan de aanmaning van de gemeenteraad heeft gegeven, wordt afgezet of afgedankt.

Sectie 4

Hiërarchie en tuchtregeling

A. Bepalingen die gelden voor alle personeelsleden

Art. 34 Zelfs buiten de prestatie-uren, blijft ieder lid van de dienst dat de reglementaire tenue draagt, onderworpen aan de hiërarchie, zoals deze is vastgesteld in artikel 6 en moet het de hem krachtens de reglementaire bepalingen ter zake opgelegde verplichtingen nakomen.

Art. 35 De aard, de reden en de datum van elke opgelegde tuchtstraf worden vermeld in het persoonlijk dossier van de betrokkene.

 

B. Bepalingen die gelden voor het vrijwilligerspersoneel.

Art. 36 Ten aanzien van de leden-vrijwilligers van de dienst kunnen de volgende tuchtstraffen worden uitgesproken :

1. de terechtwijzing ;

2. de berisping ;

  1. de schorsing voor de duur van maximum één maand;
  2. de afdanking.

Art. 37 Wat de officieren betreft :

a)   worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de burgemeester ;

b)  worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken. De desbetreffende raadsbeslissingen zijn aan de goedkeuring van de provinciegouverneur onderworpen.

 

Art. 38 Voor de andere leden dan de officieren :

a)   worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de officier-dienstchef ;

b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken.

Art. 39 Geen enkele straf kan aan de bevoegde overheid worden voorgesteld zonder dat de betrokkene vooraf gehoord of ondervraagd werd.

Art. 40 De schorsing heeft inhouding van elke bezoldiging en beroving van de rechten op bevordering voor de duur van de straf tot gevolg.

Sectie 5

Vergoeding van het vrijwilligers personeel

Art. 41 De vergoedingen van de prestaties van de vrijwilligers worden berekend naar rato van de uren prestaties op basis van het gemiddelde van de wedden bepaald bij de weddeschaal van de overeenstemmende graad van het beroepspersoneel. Het minimumuurloon wordt vastgesteld op 1/1976e van deze jaarlijkse brutobezoldiging.

1° De leden-vrijwilligers van de brandweerdienst worden ver